Homepage Ruud and Kitty Kampf Reis naar noord-oost Siberië 8 juli 1993 - 1 augustus 1993 Ruud en Kitty Kampf |
|
Medereizigers: David Boddington, Hidde Bult, Sytske en Adriaan Dijksen, Laura Kooistra en Jacques de Raad, Hans Kuperus, Gerard Ouweneel, Jan Smit, Joke Winkelman en Eduard Osieck, Simon Harrap (reisleider) BirdQuest |
DONDERDAG 8 juli 17.00 uur met de bus naar Alkmaar. Buurman Cor heeft ons en vooral de koffers naar de bushalte gebracht. 17.38 uur met de trein van Alkmaar naar Schiphol (overstappen op Sloterdijk). Om 18.30 uur arriveren we op de luchthaven. Eerst maar eens van de koffers af zien te raken. Daarna door de douane. We eten een broodje en drinken en sapje. Ruud gaat nog even een half litertje ouwe klare voor noodgevallen kopen. 20.00 uur komt het 'instapsein'. In het vliegtuig zit Hans Kuperus al op ons te wachten! Om 20.25 uur stijgen we op, om 20.25 uur landen we op Heathrow. Met de luchthavenbus rijden we van Terminal 4 naar Terminal 2, met het busje van het hotel laten we ons naar Arlington vervoeren. We arriveren er om een uur of tien. De andere reisgenoten die in het Arlington overnachten zijn al naar bed. We drinken nog een biertje en gaan slapen. |
|||||||
VRIJDAG 9 JULI Het grote reizen vangt aan. Om half zeven staan we op, om kwart over zeven gaan we met de taxi naar Terminal 1. Dat is maar een kwartiertje rijden. In de hal staat een groot deel van het reisgezelschap al te wachten: Jacques en Laura, Eduard en Joke, Sytske en Adriaan, Gerard en Hidde. Onze reisleider wordt niet Mark Beaman maar Simon Harrap. Mark is in Rusland zijn paspoort kwijtgeraakt en is nu wel weer in Engeland, maar officieel is hij nog in Rusland. Hij moet eerst van alles in orde maken voordat hij Rusland weer in mag. Simon deelt onze tickets uit. We checken in en passeren de paspoort- en veiligheidscontrole. Daarna eerst maar eens een hapje ontbijten. In de wachtruimte bij het vliegtuig ontmoeten we de laatste twee reisgenoten: Jan Smit, die vanmorgen pas uit Nederland is gekomen, en David Boddington. David hebben wij twee jaar geleden in Resolute, Canada, ontmoet. Samen met hem zijn we naar Montréal gereisd en hebben aldaar een strooptocht naar interessante boeken ondernomen. Ik herinner me nog dat we liepen te zweten na ons verblijf in het arctische gebied. Alleen mad dogs en Englishman begeven zich bij zulke temperaturen op straat, zeiden wij toen. De geplande vertrektijd van half tien halen we niet. Uit één van de bagagecontainers is de bodem gevallen en dat moet eerst worden gerepareerd. Daarna krijgen we een nieuwe plaats in de 'opstijgfile'. Dit meldt de captain op de irritante binnensmondse en uiterst bekakte toon die integraal deel lijkt uit te maken van de Engelse vliegopleiding. Het vliegtuig zit vol. We krijgen eten en drinken geserveerd. Om 13.15 uur Engelse tijd, dat is 16.15 uur Russische tijd, landen we. Er is een uur nodig voor de ambtelijke afwikkeling van het betreden van Russisch grondgebied. De opstelruimte voor de douanehokjes is grotendeels op een marmeren trap. We worden omzwermd door een stuk of twintig Engelse boksertjes van een jaar of vijftien met rode T-hemden aan. Sommigen hebben al echte boeventronies. Er zijn vijf loketjes open. Hoewel de paspoort- en visumcontrole op zich vrij snel verloopt, duurt het toch wel enige tijd voordat iedereen er door is. We krijgen een stempel in ons paspoort! Twee jaar geleden was dat nog niet het geval. Het vliegveld is niet veranderd. De aankomsthal is somber, donker en mudvol. Het Moskouse reisbureau heeft onze koffers al verzameld en op bagagekarretjes gestapeld. Iedereen controleert natuurlijk wel even of zijn eigen bagage erbij zit.Buiten is er nog steeds dezelfde donkere overkapping boven het groezelige in- en uitlaadtrottoir. Er staat een bus voor ons klaar. Alles en iedereen wordt ingeladen en dan gaan we op weg van het internationale vliegveld Domodedowo naar Sheremetjewo, een van de vijf nationale vliegvelden van Moskou. Een boeiende rit vanzelfsprekend, je kijkt je ogen uit. De weg is een soort vierbaans snelweg, veelal zonder witte strepen en zonder vangrail. De middenberm is een één meter brede strook anders gekleurd asfalt. Er zijn enkele voetgangers, drie fietsers en een zeer grote verscheidenheid aan vierwielig verkeer. Van de meest aftandse binnenlandse merken tot een Mercedes 500 SED. Ook Japanse auto's, vaak tweedehandsjes met het stuur rechts. Vrachtwagens die oud of zeer oud zijn. Veel pech langs de kant, zoals lekke banden en ernstige gesprekken met de motorkap. Ergens zien we een kolonne Turkse vrachtauto's. Hier en daar staan kraampjes langs de weg met groente, fruit, melk (ongekoeld, het is 25 graden) en andere levensmiddelen. De verkopers zijn vaak oudere slecht geklede vrouwen (boerinnen?) die van hun handel ongetwijfeld niet rijk zullen worden. Uitermate interessant allemaal. Links en rechts is aanvankelijk veel groen, daarna komen er enorme complexen met flatgebouwen, vervolgens het centrum en aan de andere kant van de stad weer flatgebouwen die tenslotte plaats maken voor groen. De chauffeur rijdt de circa honderd kilometer in tachtig minuten. Het nationale vliegveld is zeer armoedig. Er staan exotische vliegtuigen uit Oezbekistan en Kazachstan tussen de vliegtuigen van Aeroflot. We rijden met de bus het vliegveld op tot voor het luchthavengebouw (beetje wijdse naam). Er is een soort cafetaria waar men ons een staande lunch aanbiedt, die bestaat uit brood met kaas, worstjes en extreem scherpe mosterd. De smaakpapillen worden weer bijgebracht met mineraalwater en koffie. De wc's zijn eenvoudig maar schoon. Ze kosten tien roebel, te betalen bij een mevrouw in een hokje die me voor dit bedrag een stukje wit papier geeft. Het lijkt mij een halve servet, maar onduidelijk is of je het als wc-papier of als handdoekje moet gebruiken. Ruud wisselt geld. De koers is 1050 roebel voor 1 dollar. Om kwart voor acht Moskou-tijd (is half zes Nederlandse tijd) gaan we het vliegtuig in. Het is een inmiddels al wat bejaarde Iljoesjin 62 (nr. 86127). Een half uur later vertrekken we naar Magadan. Het is een vlucht van zeven uur. We krijgen priklimonade die naar Exota met afwasmiddel smaakt en de befaamde Aeroflot-maaltijd bestaande uit natte rijst, een homp kip, brood en een stukje kaas. Met de kip kun je het treffen (poot) of niet (vlerkje). De kopjes zijn nog altijd van het onpraktische lage model. Bij een beetje turbulentie klotst de inhoud over de rand. Bij wijze van ontbijt krijgen we een paar koekjes en thee. We lezen wat en zitten heel lang heel rustig. Ruud en ik hebben samen drie stoelen, dat geeft wat ruimte. De Rus die bij het opstijgen naast mij zat vertrok al snel naar achteren. Zeker sigaretjes roken. Ruud: Ik breng een bezoek aan de cockpit. Er zitten: de piloot, de tweede piloot, de telegrafist, de navigator (met rekenliniaal), en twee boordwerktuigkundigen. Zes man in een vrij kleine ruimte. We vliegen op een hoogte van 10.250 meter op de automatische piloot. Er is dus tijd genoeg voor een babbeltje. Alleen de navigator heeft het druk. Geregeld klinkt er Engels over de radio. Die gesprekken zijn afkomstig van nog hoger vliegende kisten (12.000-13.000 meter) die op weg zijn naar Japan en China. |
|||||||
ZATERDAG 10 JULI Om tien over elf plaatselijke tijd komen we aan in Magadan. We zijn slechts tien minu-ten te laat. Vervolgens duurt het een half uur voordat het vliegtuig op zijn plaats staat, achteruit ingeparkeerd tussen de andere. Met de bus naar de stationshal. Het lucht-havengebouw is aftands. Het is belegd en bekleed met marmeren platen, in principe dus heel luxe. Maar veel platen zitten los en er zijn er al een paar van de muur gevallen. Er is wel het nodige te zien. Kiosken met luxe westerse artikelen zoals marsen, bounty's, Turkse shampoo, sterke drank. Alles tegen westerse prijzen. Verderop is gerookte zalm verkrijgbaar: 1000-3000 roebel per pak. We hebben tijd genoeg om de aangeboden waren in ogenschouw te nemen, want het duurt eeuwen voordat de bagage beschikbaar is. Er staat een bus voor ons klaar. We controleren of alle koffers worden ingeladen en stappen in. De bus is zo'n ouderwets ding met zeer hoge instap. Je moet je er echt inhijsen. Bij het uitstappen val je een eind naar beneden. De rit naar het hotel vergt ongeveer een uur. Alles, vanaf het vliegveld tot aan de stad, ziet er armoedig uit. Je zou het de twee-en-een-halfde wereld kunnen noemen: verwaarloosde tweede wereld. We logeren in hotel 'Ocean'. Het ziet er multifunctioneel eenvoudig uit. Met wat tralies voor de ramen en wat steviger deuren zou je er zo een gevangenis van kunnen maken. Desondanks is het niet slecht. De kamer bevat twee zachte en korte bedden, twee stoelen, twee kastjes, een bureau met een tv erop en een koelkast. De tv doet het. Er is een programma over moestuinieren in Alaska, nagesynchroniseerd in het Russisch. De badkamer: een wc zonder bril, een bad en een wastafel. Het tegelwerk is heel knap. Zonder voegen en schots en scheef. Vrij veel tegels zijn nog heel. Er is één kraan voor de wastafel en de douchekop. Ik ga de tweede dag onder de douche en mag mijzelf daarmee gelukkig prijzen. Want de dagen daarna is er geen warm water. Na de lunch gaan we vogelen bij een strandvlakte in de delta van de Ole. We worden afgezet bij de vissershaven. Ruud: Ik sta te kijken bij het overladen van een vracht levende zalm. De mensen zijn zeer vriendelijk. Zolang ze niet dronken zijn, zijn ze allemaal vriendelijk. Als ze dronken zijn worden ze opdringerig. Ik krijg een zalm aangeboden, levend en wel. Het lukt niet om nee te zeggen. Het verweer dat ik ze niet mee kan nemen helpt niet. Ik heb een plastic tas bij me en denk: één zalm is wel te dragen. Maar ineens zitten er zeven in. Toch maar meegesjouwd. Even verderop staat een vrouw haar akker te schoffelen. Tot mijn verbazing spreekt zij goed Engels. Ze wil de zalmen graag hebben, maar zegt dat ze geen kado voor ons heeft. Niet nodig. Ik ben blij dat ik van de vis af ben. Tijdens de wandeling ontstaat het soort misverstand dat tijdens de verdere reis - in uiteenlopende vormen - nog vele malen zal optreden. Simon zegt: we gaan met een bocht weer terug naar de bus. De gids gebaart: nee, de bus is alvast verder gereden, daar staat hij. 's Avonds in het hotel krijgen we kip, terwijl we overal zalm, kreeft en krab zien liggen. Het eten wordt opgeluisterd door een luidruchtige band. Ze spelen westerse en Russische zeurmuziek. Elke avond hetzelfde repertoire in dezelfde volgorde. Ze beginnen steeds met Stevie Wonder 'I just call to say I love you'. Ik vind het al een verschrikkelijk zijkerig nummer en de Russische uitvoering maakt het er niet beter op. We gaan bijtijds naar bed |
|||||||
ZONDAG 11 JULI Na een goede nachtrust staan we om half acht op. Om acht uur ontbijt, om half tien vertrekt de bus. Eerst naar de helikopter-luchthaven. Helaas kan de helikoptervlucht die voor vandaag op het programma staat niet doorgaan: de wolken hangen te laag. We gaan verder met de bus, maken een omtrekkende beweging rond wat hogere heuvels en komen aan het strand terecht. Russen gaan er graag op uit. Ze kamperen of verblijven in een als 'kampeerauto' gebruikte oude legerbus. Ze maken een vuurtje, vangen vis en drinken wodka. Ze zijn gul, en wie naar ze toegaat moet meedoen.
We lopen heel rustig zo'n drie kilometer over een strandwal naar een hokje waar de lunch wordt geserveerd. Aardappelen met vlees, bereid door de kokkin die wij hebben meegenomen. Alles is georganiseerd door een man van een jaar of 35 die een reisbureautje heeft opgericht. Zijn voornaamste hulpje begeleidt ons. Daarnaast is er Natasja, die hand-en-span diensten verricht, zoals koken en vertalen. Ook de chauffeur van de bus hoort erbij. Onze gids voor het vogelen is expert op het gebied van muizen. Hij kent een Nederlands woord: spitsmuis. Helaas is zijn Engels niet geweldig en zijn kennis over vogels ook niet. Dit wordt gecompenseerd door zijn vriendelijke bescheidenheid. En de vogels, daar komen we zelf wel uit. We eten binnen, in een hokje dat nogal naar vis stinkt. Vanwege de stank en de omgeving is het jammer dat we niet buiten eten. Vanwege de opdringerige Russen is het misschien maar beter. Ze willen door de kijker en de telescoop kijken. Er zijn erbij die hele verhalen tegen ons afsteken - in het Russisch. Duidelijk is dat ze flink hebben ingenomen. Ik wil twee zeer blonde en zeer vieze kindertjes een koekje aanbieden. Ze nemen het niet aan en schudden verlegen van nee. Mogen zeker geen snoep aannemen van vreemde vrouwen.Als we weer in de bus stappen komt er een Rus druk gebarend en pratend bij ons zitten. Typisch geval van dronken. Na enig aandringen gaat hij de bus weer uit. Wat zei hij, vragen wij Natasja. Ze wil het niet vertalen.We blijken opeens ook twee krabben te hebben gekregen. Ze leven nog en scharrelen door de bus. Het idee wordt geopperd om ze weer naar zee te brengen, maar de chauffeur wil ze graag hebben. We rijden terug naar de grote weg en worden nog een uurtje of twee losgelaten om te vogelen. Het regent een beetje. Ik loop naar een lange brug over een breed rivierdal en ga een poosje staan kijken. Op sommige plaatsen zie ik grote aantallen zalmen zwemmen. De terugrit is tamelijk bloedstollend. De weg is glad, modderig, smal en bochtig. Bovendien mist het hoger in de bergen. We kruipen omhoog, racen omlaag, ondertussen allerlei verkeer inhalend. Driftend gaan we door de onoverzichtelijke bochten. De chauffeur kent geen angst. Wij wel. Na het eten maken we met zijn allen een avondwandeling naar de haven. Eigenlijk zijn het twee havens met een stuk strand er tussenin. Op het strand liggen scheepswrakken, brandende autobanden en andere rotzooi. We worden hinderlijk gevolgd door dronken Russinnen en Russen, die onbegrijpelijke verhalen tegen ons afsteken. Natuurlijk willen ze door de kijker kijken. Daar heb ik een hekel aan. |
|||||||
MAANDAG 12 JULI We ontbijten pas om acht uur. Het lijkt wel vakantie! Om half tien gaan we het opnieuw proberen bij het helikopter-vliegveld. Het weer is goed, we kunnen vliegen, maar nu nog niet. Kom om half twaalf maar terug. We brengen de tijd zoet met een wandeling in een mugrijk bos. Om twaalf uur gaat het gebeuren. De reisbureau-eigenaar heeft onze paspoorten meegenomen - dat wil zeggen, hij gooide onverschillig op de achterbank - en alle namen op een lijst gezet. Die moeten we tekenen. We schijnen daarmee te verklaren dat we niet uit de vliegende helikopter zullen stappen. De namen staan in het cirillisch op de lijst. Wij doen moeite onze eigen naam te herkennen, maar dat is volgens de gids nergens voor nodig. Teken nou maar, als je maar op de twee lijsten bij hetzelfde nummer tekent. Bij de laatste ontbrekende naam (wie is er nu weer weg?) tekent hij zelf. Een helikopter kost 300 tot 600 dollar per uur. Dat is tweemaal zoveel als vorig jaar. Als je individueel meegaat kost het twintig dollar per uur. Een bezoek aan het eiland kost 600 dollar per groep. We nemen plaats in de helikopter. Hij ziet er nogal gebruikt uit. Over veiligheid wordt niet gesproken, dat zal dus wel goed zitten. In de lengterichting staan bankjes opgesteld, waar wij ons over verdelen. Er gaat ook een goed verzorgde vrouw van een jaar of 35 met twee windhonden mee. Het stinkt naar diesel. De motoren beginnen te draaien, we doen de oordopjes in. Het duurt een tijdje. Dan kijk ik naar buiten en zie dat we al ver boven de grond hangen. Een gekke gewaarwording. De vlucht begint op circa 200 meter, later gaan we tot 700 meter. Eenmaal onderweg blijkt het toch nog wel mistig te zijn. Het dal waar we doorheen vliegen eindigt in de mist. Tot onze verontrusting maken we rechtsomkeert. Gelukkig is het slechts een omtrekkende beweging om verder te kunnen stijgen. Boven de wolken vervolgen we de reis. Het uitzicht is zeer sfeervol. De toppen van de heuvel komen boven de wolken uit. De vliegtocht duurt circa drie kwartier. Gelukkig kunnen er raampjes open. Vanaf een hoogte van tussen de vijftig en tweehonderd meter is het goed fotograferen. Als we bij Talan aankomen is de mist verdwenen. Voor het landen vliegen we een rondje over de landingsplek. Die bestaat uit een grasveld onder een klif. Elders ter wereld zou dit onbetaalbaar zijn: ruim honderd km vliegen met een gecharterde helikopter, die ook nog eens op je blijft wachten. Tijdens het vliegen druipt er diesel uit het plafond. Ruud krijgt af en toe wat druppels op zich. Bij de landing komt er een straaltje naar beneden. Ik zie het omlaag stromen, maar heb niet in de gaten waar het terecht komt. Even later merk ik dat het op mijn bankje is gevallen. Ik zit er in. Mijn linker zitvlak en broekspijp zijn nat. Ik hoop maar dat het verdampt. Zolang ik rondloop heb ik er niet zoveel last van. Maar als ik even later op een stoel zit brandt het in mijn huid. Ik trek mijn broek uit en regenbroek aan. Mijn bil en dijbeen zijn rood, alsof ik te lang in de zon heb gelegen. We zijn op Talan, een vogelrots die ongeveer honderd kilometer ten zuidwesten van Magadan ligt. Er is een soort kampje voor onderzoekers ingericht. Men heeft een maaltijd voor ons bereid. Na het eten lopen we naar de top van het eiland. De tocht begint met een straffe klim. Onze leidster gaat als een gems de berg op. Ik volg in mijn eigen tempo en vorm samen met Gerard de achterhoede. We worden meegenomen naar een hoog punt met zicht op het nest van een paar Stellers zeearenden. Er zitten twee jongen in het nest terwijl de ouders alarmerend rondvliegen. Om kwart voor zeven gaan we de helikopter weer in. Helaas, we moeten vertrekken. Het wordt een schitterende vlucht. Eerst over zee, later langs de kust. Bij een dorpje onderweg landen we in een weiland om een jongetje af te zetten dat in de cockpit is meegevlogen. Het laatste deel van de vlucht is het zonnig. We vliegen over plekken waar we zondag gelopen hebben. Om acht uur zijn we terug in het hotel. Diner met kip (geen zalm!) en veel wodka. 's Avonds geef ik mijn stinkende broek aan de juffrouw van onze etage, die hem wel wil wassen. DINSDAG 13 JULI Ruud maakt voor het ontbijt een wandeling door de stad. Een ongelooflijk trieste zooi. Smerig, niets is heel. Opvallend is dat zelfs de laagbouw zo onverzorgd is. Alleen sommige moestuinen zien er netjes uit. Er is geen bestrating, er ligt vuilnis op straat. Het regenwater loopt over straat weg. Modder en stof. De mensen zien er wel verzorgd uit. Ze zijn dus niet in volledige onverschilligheid vervallen. Het is maar zelden lekker weer in dit deel van de wereld. 's Zomers is het bijna altijd nevelig, in de herfst stormt het en is het mistig. De gemiddelde temperatuur is dan vijftien graden. In de winter is het aan de kust 20 tot 30 graden onder nul met veel wind. Als het niet sneeuwt is het zonnig. De zee is dan bevroren. 's Morgens na het ontbijt - lekker, pannekoeken - klopt de etagedame aan. Ze komt mijn broek terugbrengen. Uit haar verhaal maak ik op dat ze hem niet te heet heeft gewassen, dat hij nog steeds stinkt en dat ik hem maar op het balkon moet laten luchten. Gelukkig gaan we varen, dan kan hij uitwasemen. We gaan met de bus naar de haven van Magadan. De boot komt pas na enige tijd, zodat wij de tijd krijgen om de haven goed in ons op te nemen. Het is een soort vissershaven en een onbeschrijfelijke bende. Misschien is het zinloos om een fatsoenlijke haven te maken. Acht maanden per jaar ligt er ijs en is er hoe dan ook geen scheepvaart mogelijk. Er is wel enige bedrijvigheid. Er liggen vissersschepen die vooral krabben uitladen. De boot blijkt een pontveer te zijn. De wandeling er naartoe is een sensatie op zich. De aanlegsteiger bestaat uit pontons die niet strak tegen elkaar liggen. Er gaapt een gat tussen van een meter breed. Die meter wordt overbrugd met vrij smalle ijzeren platen zonder leuning. Het afvaren verloopt niet zonder problemen. We botsen een paar keer tegen een klein bootje aan. Wellicht is de boot moeilijk te manoeuvreren, wellicht is het erg ondiep. Het lijkt er nog het meest op dat er een ruzie wordt uitgevochten. Er wordt gevloekt en gescholden. Uiteindelijk lukt het toch om de haven uit te komen. We varen door de baai van Magadan. Er liggen enkele schepen. De stuurman wil ze ons allemaal laten zien. Hij zwalkt van links naar rechts en weer naar links. De Pacific Orion, een Amerikaanse krabbevanger, passeren we zo rakelings dat zijn voorsteven niet ver bij onze stuurhut vandaan is. Enkelen van ons gaan de stuurhut van binnen bekijken. Ze komen terug met het verhaal dat de kapitein geheel nuchter is, maar de roerganger stomdronken (en opdringerig). Laat de kapitein het werk dan maar doen alstublieft. Ruud mag ook nog aan het roer. Volgens hem duurt het wel even voordat je gevoel hebt voor zo'n groot schip. We varen langs vogelrotsen tot bij het strand waar we zondag geweest zijn. Het weer is redelijk, er zijn nauwelijks golven. Door het grote dek is het prettig vogelen. We lopen van bakboord naar stuurboord en terug. De kust is niet ver weg. Op een gegeven moment zien we zelfs de zeebodem. Enthousiast geroep! O wat mooi! De bezorgden vragen zich af 'we zullen toch niet ...' en nog geen tel later bonken we over de rotsen, die gelukkig niet scherp zijn maar rond. Snel wordt er koers gezet naar veiliger vaarwater. Natasja komt verschrikt uit de stuurhut. Ze was aan het afwassen en al haar spullen liggen op de grond. Bij Confusion Eiland gaan we voor anker. We krijgen te eten van Natasja, die soep, aardappel, tomaat en worst voor ons heeft bereid. Na het eten haalt de dronken stuurman het anker op. Het is net een komische film. Hij staat te prutsen, de ankerketting loopt verder af, hij ziet kans hem een eindje op te halen, laat hem weer slippen, maar krijgt het dan toch voor elkaar. Bijna dan. Door een ongecoördineerde beweging plonst het anker weer omlaag en met een oorverdovend lawaai schiet de ketting er achteraan. Ondertussen wordt er vanuit de stuurhut advies gegeven. Ja ja, ik red het wel, gebaart de stuurman. Maar pas met assistentie van een ander bemanningslid krijgt hij het anker op zijn plaats en goed op de rem. We steken de baai over en varen nog een eindje langs de andere kust. Om zeven uur zijn we terug in de haven. Met de bus gaan we naar het hotel. Onderweg brengt men ons naar een winkeltje met souvenirs. Het is gevestigd in een goed beveiligde ruimte in een flat. Er is snijwerk in ivoor en been te koop. Het ivoor is afkomstig van slagtanden van mammoeten en walrussen. De prijzen zijn in dollars en op westers niveau. Dat is te duur voor ons. Als we terug zijn in het hotel maken we de lift stuk. Ruud en Simon staan in de lift. Ruud drukt op de knop en de deuren gaan dicht. Ik steek mijn been ertussen. De deuren gaan weer open. Ik ga naar binnen, de deuren gaan dicht. De lift begint naar boven te gaan, maar stopt al snel. Ruud drukt in hoog tempo op alle knoppen. De lift gaat weer naar boven maar stopt weer. Ergens tussen twee verdiepingen in zitten we vast. Op de noodbel gedrukt. Er wordt heen en weer gelopen. How many people, vraagt iemand. Drie, roepen wij terug. That is a problem, wordt er geantwoord. Ja, dat hadden we zelf ook al door. Totdat er iemand op het idee komt de deuren open te duwen. We zijn een paar centimeter onder het niveau van de vierde etage blijven steken en kunnen dus gemakkelijk uitstappen. De volgende ochtend is de lift nog steeds stuk. Op verzoek heeft het reisbureau postzegels voor ons gekocht. Nu nog kaarten. De kaarten die verkrijgbaar zijn zijn felicitatiekaarten. Die wijzen wij hooghartig af. We dineren, pakken de koffers en gaan slapen. |
|||||||
WOENSDAG 14 JULI We staan om half vijf op. Om kwart voor vijf is iedereen in de lobby, om vijf uur rijden we naar het vliegveld. Het is een hele optocht. Voorop een personenauto met de reisbureau-direkteur, dan wij in de bus en achter ons een busje met de koffers. Om zes uur zijn we op het vliegveld. Het is tamelijk bedrijvig in het luchthavengebouw. Er zijn kraampjes met nachtponnen, kinderkleren en andere spullen die weinig voorstellen. Er zwerven zwaar beschonken types rond, die na enige tijd met zachte hand worden afgevoerd. Ik vraag me af waar naartoe. Bij ons is het misschien weleens overdreven luxe, maar hier is het zó ontzettend armoedig. Aan de bar is alleen koud sap verkrijgbaar. Exact om zeven uur wordt het vliegtuig naar de startbaan gesleept, om tien over zeven stijgen we op. De startbaan is hobbelig. Het vliegen in Rusland is nog steeds heel eenvoudig. - er is niemand die controleert of mensen hun veiligheidsgordel om hebben - er is geen uitleg over nooduitgangen, zuurstof voor als de druk wegvalt en dergelijke - dronkelappen gaan gewoon mee - honden reizen mee in de cabine - de bagagekasten blijven open staan - tijdens de daling lopen er al haastige mensen naar de uitgang
We krijgen een bakje sap. Slapen een beetje. Om negen uur komen we in Anadyr aan. De landing is een ervaring, want de startbaan is nog slechter dan die in Magadan. De bedekking bestaat voornamelijk uit stukgevroren en scheefgezakte betonplaten. Zo'n vliegtuig moet toch wel erg sterk zijn. Aan het eind van de landingsbaan blijven we wachten tot we door een vrachtwagen naar het onverharde vliegveld worden gesleept. Terwijl we op de bagage wachten bekijkt Ruud het landingsgestel. Dat is op zich niet slecht, maar de banden zien er uit! Er zit geen profiel meer op en bij sommige banden komt het canvas door het loopvlak heen. Elke band is zeker al tien keer gerepareerd (met pluggen). Het griezeligst is nog dat het vliegtuig wordt getankt zonder dat de aardedraad aan de tankauto vastzit. Het vliegveld ligt vlak bij een satellietstad. Anadyr zelf ligt aan de andere kant van de baai en is bereikbaar met een soort veerpont. Kosten: duizend roebel. Men verzoekt ons niet al te opvallend met de kijker te doen. Dit is grensgebied. Twee mannen verzamelen onze koffers en laden die in de bus. Ons schip ligt niet ver van het vliegveld aan de kade. Als we er arriveren moeten we even op de kade wachten tot aan boord alles is geregeld. De groep ontsteekt in wild enthousiasme: er zwemmen beluga's en zeehonden vlak bij de wal. We krijgen een hut toegewezen en omdat we een week op het schip zullen verblijven, is het de moeite waard om de koffers uit te pakken. De boot ziet er redelijk netjes uit, zij het dat ook hier sprake is van enige verwaarlozing. Het woord repareren komt in de Russische vocabulaire niet voor. Een deurgreepje maken, een slotje herstellen - vergeet het. Misschien ontbreken gewoon de materialen. Ik heb het idee dat de Russen pas in actie komen als het fout dreigt te gaan. Dan improviseren ze iets. Een scheepslading Ajax of Andy zou ook wonderen doen. Het is niet echt smerig, maar een beetje plakkerig. Ik denk dat de Russische schoonmaakmiddelen gewoon niet beter kunnen. Als er al wordt gedweild of gesopt is het met een smerige lap. En waarom de wc's toch altijd zo stinken is me ook een raadsel. De Fedor Matisen is een Russisch onderzoeksschip, 68 meter lang, 12,5 meter breed, 1213 ton. Het heeft twee zusterschepen. Er is nog wel geld om die twee onderzoekswerk te laten doen, maar dit schip moet voor zichzelf zorgen. Het is 'gekraakt' door de bemanning, die er 's zomers toeristen mee vervoert en 's winters auto's uit Japan. Op die manier kan het in de vaart blijven. We lunchen om twaalf uur en vertrekken om 1 uur met de bus om wat te vogelen. We rijden een paar kilometer en stappen dan uit voor een wandeling over de natte strandvlakte bij het vliegveld. Er is weer de nodige verwarring over de bus. Het is een soort stadsbus die ons tussendoor even haalt en brengt. Tijdens het lopen is hij dus weg. Maar hij komt weer terug. Hoe laat, dat weet niemand. We moeten om zeven uur weer bij de boot zijn. De groep splitst zich op in subgroepjes. Ruud en ik, later samen met Jacques en Laura, lopen via de strandvlakte richting boot. Maar het is nog een heel eind en ik wil helemaal niet lopen. Om een uur of half zeven komt de bus langs. We stappen in. We rijden langs de verspreid lopende groepsleden. Sommigen rijden mee, anderen besluiten het hele eind te lopen. Ondanks alle verwarring lukt het iedereen om rond een uur of zeven aan boord te zijn. De trossen worden losgemaakt en we varen een eind de baai in. Omdat er een vrachtschip aan de kade moet afmeren kunnen we niet blijven liggen. Onze lokale gidsen zijn Igor en Vasili. Igor is ornitholoog. Hij heeft op het eiland Wrangel onderzoek gedaan naar de relatie tussen jagers en lemmingen. Vasili, hydroloog van beroep, is er voor het organiseren van van alles en nog wat. Hij heeft een ernstig verbrand gezicht. Volgens David heeft de plastisch chirurg wonderen verricht. Maar het blijft toch goed zichtbaar. Onze gidsen krijgen van Birdquest vijftig dollar per dag, dat is voor hen een maandsalaris. Tijdens het avondeten komt de kapitein in gala-uniform een toespraak houden. Hij heet ons van harte welkom en wenst ons een prettig verblijf toe. We gaan bijtijds naar bed, het was immers een lange dag. Het bed is lekker hard, er zijn niet veel bijgeluiden. |
|||||||
DONDERDAG 15 JULI Na het ontbijt worden we met een loodsboot naar de wal gebracht. Er staat geen bus. Niemand spreekt over een bus. We beginnen - eigenlijk als kippen zonder kop - te lopen. Wij vormen de achterhoede. Bij het kantoor van de havenmeester zegt Vasili ineens dat er een bus voor ons besteld is. Wij gooien het bijltje er bij neer. We wachten wel. De voorhoede wandelt welgemoed verder onder leiding van Igor. Nou ja, zegt Vasili, als ze dat leuk vinden. Even later komt er een bus aan. Hij stopt bij de wandelaars, praat even met Igor en rijdt verder. Hij passeert ons, draait het haventerrein op en verdwijnt uit het zicht. Tien minuten later komt hij terug met een stel Russen erin. Wij voegen ons bij hen en stoppen even later bij de wandelaars. Die blijken het wandelen ondertussen helemaal niet leuk te hebben gevonden.
Op het vliegveld staat de helikopter al klaar. Er komen twee tankwagens aan, een grote met diesel en een kleine met water. Uit de grote tankauto stapt een vrouw. Zij tankt de heli vol. Hoofdtanks, reservetank, en daarna een paar keer heen en weer om af te vullen. Ze is er druk mee. Uit de kleine auto stappen twee vrouwen. De ene vrouw begint de heli van binnen uit te vegen, de andere tapt wat water en zeemt de raampjes met een vuile doek en een primitieve wisser op een lange stok. De chauffeurs van de tankauto's staan er aandachtig bij te kijken. De boordwerktuigkundige controleert het een en ander aan het machientje, doet de luiken dicht - dat zijn er nogal wat - en we kunnen instappen. We maken een lange tocht, zo'n 150 kilometer naar het zuiden, maar dat begrijp ik pas later. Ik raak in de helikopter onmiddellijk de richting kwijt. Ik wou dat ik een goed kompas had. We vliegen over natte en droge toendra. Overal staan sporen van sneeuwscooters en andere voertuigen. Die gaan dus nooit meer weg. De eerste stop is vlakbij heuvels, op een eilandje in een meer. Bij het aanvliegen zien we vier bruine beren, een moeder met drie halfwas jongen. Ze vluchten voor de helikopter. De tweede stop is in een soort wilgenbos. Het regent een beetje, het is benauwd en de muggen zijn fanatiek. Ruud: Tijdens de tweede stop kijk ik even in de cockpit. Ik moet gelijk gaan zitten en krijg uitleg over de meters. Voorzichtig vraag ik of ik tijdens de vlucht voorin mag zitten. Geen probleem. Na de start zullen ze een seintje geven. Tot mijn verrassing wordt ik voor de start al naar voren geroepen. Ik heb net de tijd om de 24 mm op de camera te zetten. Eerst moet ik midden voor gaan zitten. Van de start merk je niet zoveel. Daarna is het sensationeel. Het uitzicht is schitterend. Tot mijn verbazing moet ik even later op de plaats van de tweede piloot gaan zit. Het kost wat moeite in de nauwe ruimte, maar het lukt. Tot mijn nog grotere verbazing mag ik daarna ook nog sturen! In het begin gaat het wat schokkerig. Kitty: De tussendeur zit dicht, dus wij weten niet wat zich in de cockpit afspeelt. Op een gegeven moment schommelen we nogal. 'Ruud zit zeker aan de knoppen', wordt er voor de grap gezegd. Ruud: Na een minuutje of vijf gaat het vlotjes. Nog leuker dan motorrijden. Het is wel lastig om alle instrumenten tegelijk bij te houden. Voor de veiligheid ga ik wat hoger vliegen (stijgsnelheid 2 meter/seconde). Eigenlijk is het vliegen zelf vrij simpel. De knuppel naar voren en je gaat omhoog, naar achter en je gaat omlaag. Maar ook opzij werkt. Sturen doe je met je voeten. Na een kwartier staat het zweet mij in de handen en geef ik de macht weer over. Tot en met de landing ben ik op de plaats van de tweede piloot blijven zitten.
De derde stop is midden op de toendra. De vierde en laatste stop is aan het strand bij een verlaten vissersdorp. De helikopter stijgt op en verdwijnt. Bij het dorp liggen resten van walvissen en walrussen. Ik ga even vogelen en loop dan naar het dorpje toe. Een paar huizen bekijk ik van binnen. Ze zijn tamelijk groot geweest, met kamers, een keuken en een sauna. De meeste woningen zijn erg vervallen. Sommige zelfs zo erg, dat ik er niet binnen durf. Het dak kan ieder moment naar beneden komen. Ik zie een boerenzwaluw door een raam een huis binnen vliegen. Ik ga via de deur het huis binnen en loop naar de kamer waar het beestje moet zijn. Ik kijk rond en zoek naar een nest. Niets te vinden. Nog een stap naar voren, en opeens sta ik oog in oog met het zwaluwtje. Hij zit vlak voor me op een buis die uit de muur steekt, en ziet er heel eenzaam en alleen uit. Hij is dan ook veel te ver naar het noorden afgedwaald. Hij komt uit zuid-Siberië of Amerika. Het is te hopen dat hij de weg terug weet. De Fedor Matisen is alvast naar ons toe gevaren. De afspraak was dat we om zes uur van strand zouden worden opgepikt. Om half zes komt de sloep ons al ophalen. Ruud en Hidde zijn nog in het veld. 'We waren lekker aan het franjepoten' verklaart Hidde later. De rest wordt alvast teruggebracht, daarna vaart hij nog een keer voor de achterblijvers. Hidde is jarig. Wij besluiten hem te verrassen met een lang-zal-hij-leven zodra de sloep langszij komt. Verdekt stellen wij ons op achter de railing aan stuurboord, waar wij uitgestapt zijn. Verrassing! De sloep vaart naar bakboord, wordt in de davits gehangen en opgehesen. Het gaat allemaal erg snel. Wij rennen naar de andere kant van de boot en zingen de jarige van harte toe. Hidde is er beduusd van. Ruud ook. Aan boord heeft men voor thee gezorgd. Die wordt heel sterk gezet en je moet hem dan aanvullen met water. Een uitkomst voor de liefhebbers van een slap of juist heel sterk bakje. Ik neem tien procent thee en negentig procent water, David doet het precies omgekeerd. De keukenprinsessen hebben suikervlinders gebakken. Smul. Als de thee op is worden we de eetzaal uitgestuurd. De tafel moet gedekt worden voor het avondeten. Half acht diner. Hidde krijgt de felicitaties en een ivoren sieraadje van de kapitein (inmiddels weer in zijn gewone kloffie), een landkaart met opdracht van Vasili en een setje foto's van Igor. We gaan wederom bijtijds naar bed. EEN GEDENKWAARDIGE NACHT Als we naar bed gaan liggen we al min of meer te rollen. Echt opvallend is het nog niet. Na een kwartiertje of zo dringt het tot me door dat ik het slapen wel kan vergeten. Ik doe mijn best, maar het lukt niet. Er zit teveel beweging in het schip. De schommeling wordt sterker. Er beginnen spullen door de hut te schuiven. De statieven. De toilettas. De wekker. Boekjes. De tas met fotospullen. Ik leg alles maar aan het voeteneind van mijn kooi. Iedere keer als ik denk dat we alles gehad hebben, komt er weer iets tot leven. Zoals het deurtje van het kastje dat niet dicht kon en dat we op de grond hebben gelegd. Zelfs de koffers komen in beweging. Ruud kan niet slapen maar is niet ziek. Tot hij wel ziek wordt. Het zou hem niets kunnen schelen als het schip verging. Rechts van mij slapen Joke en Eduard. Volgens mij hoor ik Eduard verklaren dat hij zo snel mogelijk naar huis wil. Links is de hut van Hans. Daar komen spookachtige geluiden vandaan. Ik ruim mijn kooi uit en zeg tegen Ruud dat hij maar bij mij moet komen liggen. Dan ligt hij meer aan de binnenkant van het schip en is de uitslag kleiner. Het heeft nog een tweede voordeel: we liggen klem en schuiven minder. Want het ene moment sta je op je voeten en het andere moment op je kop. Er zit wel een zekere regelmaat in het rollen. Vijf tot zeven keer heen en weer, en dan een paar seconden stil. Heel af en toe stampen we. Een welkome afwisseling. Op een gegeven moment vallen we toch in slaap. VRIJDAG 16 JULI Het ontbijt sla ik over, ik slaap liever nog wat door. Om een uur of negen kleed ik me aan en ga eens rondkijken. Er zijn al aardig wat mensen op de been.
De ziekenboeg:
Het was vannacht windkracht zes. Op zich niet zoveel, maar er stond een pittige Stille-Oceaandeining. De uitslag was 25 graden naar bakboord en 25 graden naar stuurboord. In totaal dus 50 graden. De wind is afgenomen tot vier beaufort, de deining is gebleven. Het eten van vandaag. De lunch bestaat uit soep met rijst en aardappelen, en aardappelpuree met een fikse moot zalm. Het tafelkleed is nat gemaakt zodat het eetgerei niet over tafel kan schuiven. 's Middags een uitvoerige thee: griesmeelpudding met cranberrysaus. Diner: dezelfde soep als vanmiddag maar dan met meer water, en boekweit met gestoofd rendiervlees. Overal is brood bij, dat elke dag vers wordt gebakken. Als we aan dek staan ruiken we geregeld de heerlijkste geuren. Ik begin en eindig de maaltijd meestal met droog brood. Dat neemt het vet uit het eten beter op dan mijn maag. Na de thee gaan we met de sloep aan land. We wandelen door een verlaten vissersdorp, waar een paar restanten van hutjes staan. Later worden we door een soort landingsboot opgehaald en meegenomen voor een tochtje langs de rotskust. Het schip is inmiddels afgemeerd in de haven van Providiniya. Na het late diner maken Ruud en David een wandelingetje door de stad. Ik heb er van een afstand naar gekeken en besloten dat het er te onaantrekkelijk uit ziet. Ik wil slaap inhalen. Ruud: Providiniya, een stad met een hoog somberheidsgehalte, bestaat uit twee delen: een groot militair deel en een civiel deel. De straten zijn niet verhard. Door het natte weer is alles erg modderig. David en ik komen in een souvernirwinkeltje terecht. De prijzen zijn er op Amerikaans niveau. Dat zal wel komen doordat Bering Air hier naartoe vliegt. Er zijn mooie eskimofiguren van mammoetivoor. De prijzen zijn 600 tot 1800 dollar. Een eenvoudige matroesjka kost tien dollar. Aan de overkant van de weg is een klein warenhuis. Daar staan dezelfde matroesjka's voor 1800 roebel. Zoveel roebels heb ik niet meer. Mag ik ook in dollars betalen? De verkoper belt eerst op (naar de souvenirwinkel?) en vraagt dan opeens tien dollar per stuk. Na enig onderhandelen is 1 dollar voldoende voor twee poppen. Op straat lopen vrij veel jongelui, goed gekleed. Waar betalen ze het van!? In het warenhuis worden bijna westerse prijzen gevraagd. Kennelijk is het in deze troosteloze omgeving belangrijk om er goed uit te zien. Ze zullen onze vakantiekleren niet erg begrijpen, vrees ik. In de plaatselijke kroeg klinkt harde westerse muziek. Toch vreemd, de bevolking hier, als je het vergelijkt met eskimogebieden in Canada of Alaska. Daar heb je maar een paar grote steden met westerlingen. In de dorpen wonen vrijwel allemaal eskimo's. Hier hebben de Russen in de jaren zestig echte steden uit de grond gestampt. De eskimo-nederzettingen worden niet gesubsidieerd, zodat veel autochtonen naar de stad zijn verhuisd. Volgens Igor wonen er in Providiniya alleen maar Russen. David merkt nog op dat de bouwwijze van de Russen merkwaardig is. Als ze iets nieuws bouwen vergeten ze vaak het af te maken, en iets dat per ongeluk toch af komt vergeten ze te onderhouden. |
|||||||
ZATERDAG 17 JULI Heerlijk geslapen. Om een uur of zes ben ik even wakker geweest. Er werd over de gang gelopen en kort daarna gingen we varen. Gelukkig viel ik weer in slaap. Om 7.15 uur opgestaan, 7.30 uur ontbijt. Brood met worst en jam. Wij vervangen de zeer vette worst door hagelslag. Het is helaas erg mistig. Volgens mij vinden sommigen van ons dat prima. Als er maar geen deining staat. Eerst is er dichte mist, daarna grondmist en opeens is het helder. We gaan met de sloep het water op. De zee is woelig. Als we in de sloep zitten bedenkt de kapitein opeens dat het beter is reddingvesten aan te trekken. We geven de sleutels van onze hutten aan een lid van de bemanning en die haalt de zwemvesten uit de kast. Het zijn ouderwets dikke dingen. Met in principe geluid en licht (fluitje en lampje). Het fluitje ontbreekt bij de meesten en de lampjes zullen nooit branden. De batterij is verdwenen en de draadjes hangen er los bij. Trouwens, als de boot zinkt zullen de zwemvesten niet veel helpen. Het water is zo koud, dat overleef je maar een paar minuten. En om het gevoel van veiligheid nog wat verder te ondermijnen: nooit in het water springen met het reddingvest aan, want dan kon je weleens een heel onaangename klap in je nek krijgen. We varen naar Arakamcecen eiland. Er ligt een walruskolonie op het strand. Die gaan we straks bekijken. Tot mijn spijt varen we er een heel eind voorbij. Dat wordt dus lopen straks. Eenmaal aan wal begint de groep onder leiding van Igor en Vasili richting walrussen te lopen. Eerst een eindje langs het strand, dan omhoog tegen een heuvel op en vervolgens nog een eind bovenover. Ik ga in mijn eigen tempo en vorm dus al snel de achterhoede. Als laatste bereik ik het uitzichtpunt. Nu vind ik dat op zich niet zo erg, maar het bekort wel mijn tijd om rustig te genieten.
Om te voorkomen dat we ze verstoren bekijken we de walrussen vanaf een klif. Ze liggen er heerlijk bij. Lekker ontspannen, dicht bij elkaar. Om dat met eigen ogen te zien, het is gewoon schitterend. Ze willen zo dicht mogelijk bij elkaar zitten, liefst in het midden. De buitenste klimmen over de andere heen. De onderste waarderen dat niet altijd. Er liggen nogal wat 'aangeprikte' beesten tussen. Walrussen kunnen niet zweten. Ze regelen hun temperatuur door meer of minder bloed door hun huid te sturen. Daardoor varieert de kleur van bruingrijs tot grappig roze. Na de walrussen gaat het in Russisch tempo naar een nest met poolvossen. Ze zijn niet echt schuw, maar veertien toeristen is teveel van het goede. Als we te dichtbij komen duiken ze het hol in. Vlak bij de vossen liggen boven op een heuvel ringen van ronde stenen. Dat zijn eskimograven. Er loopt een hond met ons mee. Die schijnt van de bewakers te zijn. Roepen, fluiten, wijzen - niets helpt, hij blijft bij ons. Tot Adriaan een opraap- en weggooibeweging maakt. Dan maakt 'sabaka' zich snel uit de voeten. We gaan in hoog tempo verder. Ruud en ik geven het op. We zien de zee en we zien de boot. We nemen gewoon de kortste route naar het strand. De grond vlak langs de kust is erg instabiel. Het is eigenlijk permafrost, maar de laag die aan de buitenkant zit is ontdooid. Het wordt dan een soort dunne blubber. Sommige heuvels vlak langs de zee zijn compleet leeggelopen. De modder stroomt als lava naar beneden. Als we weer beneden zijn gaan we aan het strand zitten wachten tot de sloep ons komt ophalen. De sloep vaart rondjes, een soort spelletje. De stuurman pakt een alarmpistool en schiet een lichtkogel af. In mijn richting. De kogel (of hoe dat ook mag heten) komt vlak achter mij terecht en ligt nog even te branden. Ruud is een stukje weggelopen en komt terug. Hij zag mij niet meer. "Toen de rook optrok zat je er gelukkig nog", zegt hij. Ruud heeft gezien dat de groep verderop staat. De sloep maakt nog steeds geen aanstalten om naar ons toe te komen. Vragend hef ik mijn armen op. Meteen houden de mannen op met rondjes draaien. Ze komen naar ons toe, halen ons aan boord en dan gaan we naar de anderen. We zien ook nog eskimo's die langs het strand bezig zijn. Het was misschien allemaal een beetje verwarrend voor de bemanning. Later vraag ik aan de schipper van de sloep waarom hij de lichtkogel mijn kant op schoot. Vergissing, zegt hij. Na het eten vogelen we nog een poosje. Als de zee leeg is gaan we naar binnen. Ik ga met Laura, Hans en Jan hartejagen. Lang geleden dat ik dat heb gedaan. Ik verlies. Jan wint. Als we uitgekaart zijn ga ik Ruud zoeken. Ik weet niet waar hij is. Ik kom bij de marconist terecht. Die legt uit wat zijn werk zoal inhoudt. Hij heeft apparatuur staan voor de ontvangst van weerkaarten. Veel communicatie vindt nog plaats met behulp van de morsesleutel. Hij blijkt tijdens een vorige trip een paar keer radiotelegrammen voor Gerlof de Roos te hebben verzonden. Ik leg de marconist uit dat ik mijn hut niet in kan. Geen probleem! Hij heeft een bosje sleutels en daar zit er ook een van onze hut bij. Dan kan ik in ieder geval naar bed. Ruud: Ik ben op weg naar bed als Igor me aanspreekt. In zijn hut wil hij me een paar kaarten laten zien. We zitten een tijdje te praten. Er is veel leed op de wereld. Hij is gescheiden maar heeft een vriendin in Moskou. Zijn oudste dochter (13) heeft de ziekte van Hodgkin. Ze ligt in een speciaal ziekenhuis om bestraald worden. Door de bestraling is ze kaal geworden. Nu is ze aan de beterende hand. Haar genezing kost veel geld. Gelukkig kan hij het door zijn buitenlandse kontakten betalen. Hij kent het gebied hier als zijn broekzak. Hij vertelt ook over een arctische oase, niet zo ver van Uelen. Daar staan tot vier meter hoge bomen in de verder kale toendra. Igor vertelt dat hij samen met twee andere onderzoekers, een echtpaar, op Wrangel zat. Ze verbleven in een blokhut. Op een gegeven moment moest Igor naar de bewoonde wereld om iets te halen of te regelen. Hij bleef een paar dagen weg. Toen hij terugkwam was de hut verdwenen. Totaal afgebrand. Samen met het echtpaar. Daarvan hebben ze alleen nog een paar botjes teruggevonden. |
|||||||
ZONDAG 18 JULI Om kwart voor zeven staan we op. Het is zonnig. We liggen voor anker bij Uelen, een plaats die er vanuit de verte troosteloos uitziet. Vlak onder de kust zwemmen walvissen. 's Morgens varen we eerste een eindje langs de kust, langs de zeevogelkolonies. Het is zonnig en de zee is hobbelig. De wind waait strak uit het zuiden. Het is een hele ervaring om langs de rand van de Bering Landbrug te varen. Er zijn schitterende rotsformaties met veel kleur. 's Middags gaan we in Uelen, het meest oostelijke puntje van de voormalige Sovjet-Unie, aan land. Dat is op zich geen primeur. Wel dat we een eind het binnenland ingaan. Igor en Vasili moeten eerst nog een en ander uitleggen aan de grenswacht. We moeten maar niet te opvallend doen met camera's en kijkers, zegt Igor. Anders worden ze zenuwachtig. Dit is immers grensgebied. Uelen staat op ons visum en we hebben ons paspoort bij ons. We hoeven het niet te laten zien. Eerdere groepen met toeristen kwamen niet verder dan het dorp en de zandspit. Het dorp bestaat uit houten huizen aan een paar onverharde straten met zwart zand. Er lopen dronken eskimo's en vieze kinderen. Vasili probeert bij het leger een auto te regelen, wat niet lukt. Dan maar lopen. Gelukkig valt dat nogal mee. Als we net buiten Uelen zijn houdt Vasili een legertruck aan die ons tegemoet komt. Die wil ons wel een eindje meenemen. Wij klauteren in de laadbak. In twee rijen zitten we langs de zijkant. In de cabine zitten drie personen: de chauffeur, een vrouw en een meerijder. Ze zijn alledrie dronken. De weg langs het strand is wel vlak, maar bestaat uit grind, zand, modder en plassen. Kortom: het is een duivelse rit. De kracht van de auto is verbazingwekkend. Hij sleurt vrijwel overal doorheen. Al vanaf het begin worden we hinderlijk gevolgd door een motor met zijspan. Hij rijdt voor ons, rijdt zich vast in de modder, raakt achter, haalt ons in enzovoort enzovoort. Soms komt hij zo vast te zitten, dat de vrachtauto hem eruit moet trekken.
In het bakje zit een vrouw met een roze jas aan en een gitaar in haar handen. Zij vindt dat voor iemand met een lichtroze jas aan de achterbak van een vrachtauto een betere plaats is dan een zijspan. De jas is al behoorlijk smerig geworden. Ze klimt bij ons achterop, maar de chauffeur van de vrachtauto plukt haar er weer af. Even later zit ze in de cabine, bij de meerijder op schoot. Bij een erg omgeploegd stuk pad gebaart de zijspanner veelbetekenend, hij roept en schreeuwt, maar onze dronken chauffeur geeft geen krimp. Die duwt het gaspedaal extra in - en het volgende moment zitten we muur- en muurvast en de modder. We klimmen uit de laadbak en de grond is zeker een meter dichterbij gekomen. Nog even wordt geprobeerd de truck met vereende krachten los te duwen, maar dat kan men wel vergeten. De zijspanner die overigens niet dronken is maar gewoon gek - gaat op pad om hulp te halen. In de tussentijd kunnen wij vogelen. De vrouw die eerst bij de zijspanner hoorde en later met groot gemak overstapte op de meerijder in de vrachtauto, loopt ons achterna. Ze wil iets duidelijk maken. Ze roept steeds hetzelfde. Ze trekt aan mijn arm, waarbij ik bijna onpasselijk word van de dranklucht. Ik moet per se mee naar rechts, terwijl ik naar links wil. Pas als Ruud even flink tekeergaat in het Nederlands laat ze me met rust. Veel later verneem ik dat wij op weg waren naar warme bronnen. De vrouw had dat wellicht gehoord en misschien wilde ze ons wel persoonlijk naar de bronnen begeleiden. Als we weer bij de auto zijn vertelt Vasili dat de bevolking van Uelen op zaterdagavond één fles wodka per persoon mag kopen. Die zuipen ze in een keer leeg en drinken er dan nog wat spiritus of iets dergelijks achteraan. Op zondag zijn ze dus óf nog dronken óf ze proberen weer een beetje bij te komen. Hetzelfde hebben wij in Canada gezien. Na een uur komt er in de verte een rupsvoertuig aangedaverd. Het ding wordt achter de vrachtauto gezet. Ze maken een kabel vast en trekken. De kabel knapt. Nog een keer. De kabel knapt weer. Dan komen ze op het slimme idee om de kabel dubbel te bevestigen. En ja hoor, ze krijgen de vrachtauto uit de modder. Wij hijsen ons weer op de laandbak en zonder problemen bereiken we het dorp. De zijspanrijder is ook weer opgedoken. Hij verliest zijn uitlaat, stopt om hem te pakken en we zien nog net hoe hij akelig zijn hand brandt. We worden meegenomen naar een 'museum', dat helaas gesloten is. Er is wel een werkplaats van een beeldsnijder. De man maakt een afwezige indruk. Zijn produkten zijn niet geprijsd. Er staat een beeldschoon eskimootje met zeehond. Van ivoor. Kost 160 dollar. Hoe mooi ik het ook vind, het is me teveel geld. Wat niet wil zeggen dat het te duur is. In Amerika en Canada moet je er wellicht het dubbele voor betalen. Gelukkig is er ook nog wat 'zwarte handel' op de gang. We kopen wat kleine dingetjes. In een hoekje staat een vrouw met een 'eskimo vangt walrus' op een plateau. Ze wil er 90 dollar voor hebben. Even later denken wij dat 50 dollar ook goed is, maar lager dan 65 gaat ze niet. Het gaat niet door. Achteraf begint het dan toch te knagen. Echt duur was 65 dollar niet, want het was wel mooi. Moeilijk. Aan de andere kant: ze schieten er wel walrussen voor. En daar hebben we gisteren nog zo van genoten!
De sloep haalt ons op voor een late lunch op het schip. We eten kip, rijst en cake. Na het eten, om ongeveer vijf uur, gaan we weer de sloep in. In eerste instantie snappen wij niet goed wat we op zee moeten. Er staan tamelijk hoge golven en het is mistig. Na een paar minuten varen doemen er rot-sen op. Het is de kust van Ratmanova, oftewel 'Groot Diomede', een eiland vlak bij de grens met Amerika. We hebben buitensporig veel geluk. De wind gaat liggen, de mist trekt op. We zijn precies op de juiste tijd op de juiste plaats. In het licht van de laag staande zon komen de broedvogels terug van hun voedseltochten. Niemand van ons heeft ooit zoveel vogels bij elkaar gezien. Het zijn er miljoenen. Een verbijsterend schouwspel. Gelukkig varen we langzaam en duurt het spektakel een hele tijd. Het is net een enorm schilderij met heel veel details, waar je maar een beperkte tijd naar mag kijken. Je wilt zoveel mogelijk in je opnemen. Of een legpuzzel met vierduizend stukjes die je in een uur moet maken. Het lukt niet. De tijd is te kort. Wanhopig probeer ik het beeld op mijn netvlies te branden. Ruud: Ik eet snel en ga gauw nog even aan dek. De zee is kalm. Opeens ziet ik blinkend ivoor - walrussen midden op zee. Het is een eigenwijs gezicht. Je kunt de snorharen zien glinsteren in de zon. Vlak voor het schip duiken de dieren onder. Terwijl we nog bezig zijn alle indrukken te verwerken geeft Igor een diavoorstelling. Het zijn plaatjes van het eiland Wrangel. Hij heeft een eenvoudige projector en het scherm is een beetje geïmproviseerd opgehangen. Hij houdt er een goed verhaal bij. |
|||||||
MAANDAG 19 JULI Bij het ontbijt krijgen we brood en griesmeelpap. Elke tafel krijgt een schaal met pap. Wij eten alles op en Eduard schrapt de schaal leeg. De mevrouw die het eten opdient glundert en gaat de zeer lege schaal trots aan de bemanningsleden en de kokkin laten zien. De lunch bestaat uit soep en macaroni met een vleesbal. Ik werk een kwart van de vette bal naar binnen en kan de rest gelukkig aan Adriaan kwijt. Want wie zijn bordje niet leegeet krijgt moppers. De mevrouw met de zwarte haren vindt ons - en dan vooral de vrouwen - veel te mager. Om Sytske (1,55 meter, 48 kg) maakt ze zich ronduit zorgen. Little girls zegt ze steeds, en stopt ons snoepjes toe. Na middagexcursies is er thee met iets erbij. Vandaag kersencake. Tegenstribbelen helpt niet, de schaal moet leeg. Het eten is voldoende en lekker, zij het voor onze begrippen wat eenzijdig. Veel vlees, maar geen verse groenten en fruit. Wel aardappelen, afgewisseld met pasta en rijst. Gisteren hebben Laura, Sytske, Joke en ik gewassen. De alleengaande heren onder ons vinden het nergens voor nodig om hun kleren te wassen. Als ze door hun schone goed heen zijn beginnen ze gewoon weer onder in de zak met vuile was. Trouwens, de niet-alleengaande heren zien het nut van wassen ook niet zo in. Want verder dan wat bemoedigende woorden komen ze niet. Het wassen vond plaats onder leiding van de blonde keukenhulp. Wit goed gaat op 90 graden, ook al zijn het overhemden, bont goed op 40 graden. Tegenspraak is niet mogelijk. We hebben onze spullen bij elkaar gevoegd. De witte draai gaat in een enorme machine met bedieningsinstructies in het Engels, Frans en Nederlands. De kleine machine, voor het bonte goed, is van Chinese (of Koreaanse?) makelij. Hij is niet perfect meer. Het water wordt er met slangen ingegoten. Spoelen doet hij niet, dat moet met de hand. Broeken mogen er niet in. Het ding is zeker te kwetsbaar. Het wasmiddel is niet in poedervorm maar een soort deeg. Het schuimt prima. Het lijkt op de halfvloeibare Dreft die ik in een tube heb meegenomen. Er is een enorme centrifuge. Drogen kan aan de lijn in het drooghok. Het verdere programma van vandaag ziet er als volgt uit. Tussen ontbijt en lunch vogelen aan dek. Na de lunch vogelen met de sloep. De zee is tamelijk woelig, maar het overstappen lukt. We varen een klein stukje langs de rotskust, waar het redelijk luw is. Als we de hoek omvaren zijn de golven vrij hoog. Dat maakt het lastig om vogels te kijken. We gaan dus maar terug naar de Fedor Matisen. Na de thee maken we een lange excursie langs de kust. Ik vraag me af waar we eigenlijk naartoe gaan. Vanuit de verte zien we alleen maar verlaten rotsen. Dichterbij gekomen blijken ze vol te zitten met vogels, kilometer na kilometer. Ook zwemmen er walvissen vlak onder de kant. Nu zijn het grijze walvissen en dwergvinvissen. We varen ongeveer twintig kilometer in drie uur tijd. Bij Cireniki, een kleine nederzetting met een grote poolvoskwekerij en bewaakt door radarschermen op een heuvel, kunnen we helaas niet aan land. De golven zijn te hoog. Tijdens de excursie moet twee keer het koelwater en een keer de olie worden bijgevuld. De olie zit in PET-flessen. De Fedor Matisen is een eind uit de kust meegevaren en ligt op ons te wachten. Het overstappen is weer lastig, maar iedereen komt veilig boven. We gaan nog een tijdje over zee kijken. Het is zonnig en er staat een forse bries. Al tijdens het - late - avondmaal vallen bij menigeen wegens een forse frisse-luchtvergiftiging de oogleden toe. |
|||||||
DINSDAG 20 JULI Prachtig weer vandaag. De zon schijnt en het is vrijwel windstil. In de verte een zandspit met aan het eind een blokkendam. De blokken bewegen: het zijn walrussen. Na het ontbijt varen we met de sloep om de zandspit heen 'Rudder Bay' in. Op redelijke afstand van de walrussen worden we aan wal gezet. We krijgen van Simon één uur om rond te kijken. Meteen maakt de kapitein er twee van. De sloep vaart terug naar het schip en komt een poosje later terug met een stapel planken op sleeptouw. Er zitten bewakers op de zandspit en in ruil voor het hout mogen wij aan land. Wij lopen richting walrussen. Al te dichtbij moet je niet komen, want ze zijn tamelijk schuw. Als ze ons in de verte zien beginnen ze al richting zee te schuiven.
Trouwens: dat wij is een beetje overdreven. Zoals het een echt Nederlandse groep betaamt verspreiden we ons al snel. Daar hebben we Simon - net als twee jaar geleden Nigel - in het begin mee tot wanhoop gedreven. Die is gewend dat Birdquest-groepen dicht bij elkaar en dicht bij de leider blijven. Ik weet het niet meer, zei hij op een gegeven moment. Ik zoek een bijzondere vogel voor jullie op, maar omdat jullie zo verspreid rondlopen weet ik nooit zeker of iedereen hem wel gezien heeft. Eigen risico, was ons antwoord. Geef ons nu maar gewoon een tijd mee, dan zorgen wij er zelf wel voor dat we op tijd terug zijn bij de bus, de boot of de helikopter. Na die twee uur gaan we weer aan boord van de sloep. Ik wil dat een beetje stoer doen en stap in te diep water: natzijk. Ik blijf stoer en laat niets merken. We varen naar het vasteland. Een prachtig landschap, met heuvels en meren. We lopen naar een wat hoger punt en gaan een poosje zitten kijken. Na onze bergwandeling moeten we weer naar het schip. Ruud heeft een onderdeel van het statief op de zandspit laten liggen, waar hij walrussen heeft gefotografeerd. We varen dus terug naar de landingsplaats. Ruud en Simon gaan op een holletje respectievelijk sukkeldrafje de kop van het statief halen. Gelukkig is het nogal groot, zodat ze het gemakkelijk vinden. Op de Fedor Matisen staat de lunch inmiddels al klaar: flensjes met jam en een schnitzel. Na het eten stallen we onze 'vondsten' uit. Drie wervels en een onderkaak van een walrus, en wat restanten van onderkaken met tanden erin. Die prutst Ruud eruit. Eén tand wil niet. Ruud gaat naar de machinekamer om een hamer te lenen. De machinekamer is geen kleinigheid. Behalve de hoofdmotor staan er ook nog twee hulpmotoren in en veel klein spul. De rest van de middag vogelen we aan dek. Bij het diner eten we vis, vers gevangen door de telegrafist die er in een klein bootje met een splinternieuwe Yamaha-buitenboordmotor alleen op uit was gegaan. We varen alweer richting Anadyr. Er blijkt een soort meningsverschil te bestaan tussen Igor/Vasili en Simon. Simon wil dat we morgen zo vroeg mogelijk aan land gaan, met de bus het binnenland inrijden, en daar gaan vogelen. Igor en Vasili vinden dit een slecht idee. Waarom is niet helemaal duidelijk. Er zijn geen vogels, de bus is niet geschikt voor een veldrit, er liggen veel vuilnisbelten en we moeten op onze tijd letten zijn hun argumenten. Simon houdt vol dat we naar die plek moeten gaan, maar ze willen echt niet. Ze werken subtiel samen, Simon krijgt er geen vat op. Ik zeg tegen Simon dat ze de kapitein waarschijnlijk gaan vragen om wat langzamer te varen, zodat er geen tijd overblijft. Dat hebben ze denk ik al gevraagd, aldus Simon. |
|||||||
WOENSDAG 21 JULI Om ongeveer half tien gaan we voor anker in de baai van Anadyr. We wachten tot de loodsboot komt. Eigenlijk hebben we helemaal geen loodsboot nodig. Het is een pesterijtje van de havenmeester. Hij en de kapitein zijn bepaald geen vrienden. Om een uur of tien krijgen nog wat te eten en dan breekt een droevig moment aan. We moeten de Fedor Matisen verlaten. Een schip naar mijn hart. Zonder poespas en zonder franje. Om half elf nemen we afscheid van de kapitein, het keukenpersoneel en de 'botsman'. Bootsman is botsman, trap is trap. Eenvoudige taal, dat Russisch. We gaan aan boord van de loodsboot, die ons naar de wal brengt. De kapitein van de loodsboot is wél een vriend van onze kapitein. Het is inderdaad te laat voor een uitgebreide excursie. Er komt een bus die ons een eindje richting vliegveld brengt. Het laatste stuk lopen we. We moeten een uurtje wachten op het vliegveld. Het is er heet en stoffig. Bij veel flatgebouwen hangt vis aan het balkon te drogen. Er zijn nogal wat mensen op straat. Ze flaneren, zitten lekker in de zon, praten met elkaar. Er is een complete parade van vrouwen (oma's?) met kinderwagens. Een oudere vrouw steekt een hele tirade tegen ons af. Je kunt natuurlijk van alles fantaseren over wat ze allemaal zegt, maar volgens mij is de strekking: kijk eens om je heen, dat is nou waar zeventig jaar communisme toe heeft geleid. Tja, veel soeps is het inderdaad niet. Op het vliegveld staat een groot Il 76 MA transportvliegtuig. Er zit een sticker op van een trans-antarctica-expeditie. Als Ruud er bij gaat staan om een foto te maken denkt de bemanning dat hij het interieur wil fotograferen. Dat is niet de bedoeling. De sticker mag wel. Hij mag ook nog even binnen kijken. Het vliegtuig heeft een enorm vrachtruim. De navigator zit in een plexiglas koepel. Die heeft een prachtig uitzicht. Ruud mag ook de rest van het vliegtuig wel zien, maar daar is geen tijd voor. We moeten instappen in onze AN 74 met straalmotoren bovenop de vleugel en vrijwel zonder ramen. Het transportvliegtuig is in de zomer van 1989-1990 gebruikt door de Amerikaan Will Steger en de Fransman Jean-Louis Etienne, die in de zomer van 1989-1990 over Antarctica zijn gelopen. Zij kozen niet de klassieke route Weddellzee/Rosszee, maar de langste afstand, 6450 kilometer, van de noordpunt van het antarctisch schiereiland naar het Russische station Mirnyj aan de Daviszee. Vijf onderzoeksstations werden als einddoel van etappes gebruikt. De hele onderneming kostte bijna 20 miljoen gulden.
Om half twee stijgen we op voor de ongeveer anderhalf uur durende vlucht naar Cherskiy. Het opstijgen gaat ijselijk steil. Ik word bijna licht in mijn hoofd. Dankzij de doorgezakte stoel lekker geslapen. In Cherskiy is het zo'n 25 graden. Zweten dus. We gaan snel van het vliegveld naar het hotel. Dat is een onderkomen voor Aeroflot-bemanningen. De kamer is goed. Er hangen oosterse tapijten aan de muur en er ligt een groot kleed op de vloer. De wandversiering is heel mooi. Met behulp van een sjabloon is met goudkleurige verf een mooi patroontje op de witte betonnen muur geschilderd. De sanitaire voorzieningen zijn zoals gebruikelijk eenvoudig. De wc spoelt slecht door, er is geen warm water. Van half vier tot half acht gaan we een eindje vogelen, op een kwartiertje rijden van de stad. Het landschap is heuvelachtig. Het is een soort dichte taiga. Ruud gaat niet mee, hij gaat de stad in. Tijdens het diner maken we kennis met Nadia, onze tolk, Stanislav onze gids en heel belangrijk: Tanja de kokkin en Anja haar hulpje. Ze gaan de komende dagen met ons mee om voor ons te zorgen. Als je Tanja ziet weet je meteen dat het met het eten wel goed zit. Na het eten zoek ik spullen uit voor de drie nachten Omolon. Het heeft geen zin de koffers mee te nemen. Ruud: Na het eten de kaarten gepost. De avondzon schijnt over de stad. Er lopen veel mensen te flaneren op straat. Meisjes met minirok. Iemand is bezig een huis te slopen. Met de hand. Het duurt wel even voordat hij een balk van het huis los heeft. Het materiaal zal hij wel gebruiken voor zijn eigen opstallen. Cherskiy had tot voor kort twintigduizend inwoners. Nu worden het er steeds minder. Voor de 'omwenteling' was het aantrekkelijk om in het noorden te werken. Je verdiende er relatief goed en de behuizing was er naar verhouding uitstekend. Nu zijn die voordelen weggevallen. Veel mensen uit de andere deelstaten gaan weer naar hun vaderland terug. Tanja heeft een huis gekocht in Tasjkent. Ook zij verlaat Siberië. De winkels zijn vrij beperkt voorzien van handel. Ik koop toch wat leuke dingen: een blikken maanlandingsvoertuig, een geplastificeerd alfabet, kinderboekjes. |
|||||||
DONDERDAG 22 JULI We worden om half acht wakker. We staan op, kleden ons aan. Er heerst een doodse stilte in het hotel. Plotseling realiseren we ons dat we een uur te vroeg zijn! Vergeten de wekker te verzetten. We gaan dus maar een ochtendwandeling door Cherskiy maken. In zo'n tweede-wereldstad is veel te zien, veel meer dan in onze eigen opgeruimde steden. De wegen zijn niet verhard. Er dwarrelt veel stof rond en er zitten grote gaten in de weg. De weg langs de rivier is niet bepaald een boulevard. We lopen langs onooglijke kleine houten huisjes en flatgebouwen die zo te zien al jaren op voltooiing wachten. Op veel gebouwen worden de zegeningen van het communisme nog aangeprezen en er staat ook nog een standbeeld van Lenin. De andere boeven zijn wel verwijderd. Om negen uur zitten we klaar. We zouden om half tien met de helikopter vertrekken, maar het is te mistig. We krijgen een uur uitstel. Dus gaan we nog even winkelen. In het warenhuis zijn T-hemden met Russische opdruk te koop. Ze kosten 1800 roebel (nog geen vier gulden). We hebben echter niet zoveel roebels meer. Na enig overleg willen de dames ook wel twee dollar aannemen. De tweehonderd roebel wisselgeld laten we maar zitten. Dat is toch mooi 2,5 brood waard. Eén brood kost 80 roebel; 1 T-hemd is dus ongeveer net duur als 20 broden. In de winkel treffen wij Hidde. Die is zijn pet kwijtgeraakt en wil niet zonder hoofddeksel de toendra in. Hij kan gelukkig een kunststof gleufhoed kopen. De kleur is grijs. Het staat hem niet slecht. Om half elf is het zonnig en begint de grote volksverhuizing. Onze weekendtassen, de potten en pannen, brood en andere levensmiddelen (en lieslaarzen) dragen we naar beneden. De bagage laden we met vereende krachten op de vrachtauto. Wij gaan met de bus. Bij het luchthavengebouw moet alles en iedereen uit de bus. We moeten door de veiligheidscontrole. We willen de foto-apparatuur liever niet door de röntgen-camera doen. 'Ach, apparat', roept de verantwoordelijke dame vol begrip - en stuurt ons langs het poortje. Maar ook als je met metaal door het poortje gaat gebeurt er niets. En dat alles voor een gecharterde helikoptervlucht met alleen bekend volk! Vervolgens wurmen wij ons weer de bus in en rijden we naar de helikopter. Wij vragen ons af hoe alles er in zal passen, maar dat is geen probleem. Veertien reizigers, twee kokkinnen, de dochter van Tanja en Stanislav zitten op de bankjes langs de kant. In het midden ligt een esker van bagage. Bewegen is nauwelijks mogelijk. De vlucht, over een afstand van ongeveer 180 kilometer, duurt een uur. We vliegen eerst naar het kamp, laden de bagage en ons personeel uit, en vliegen verder.
Ongeveer vijftig kilometer ten zuidoosten van ons kamp landt de helikopter op een heuvel. De omgeving is mooi: alpine toendra met hier en daar een pijnboompje. We gaan een wandeling maken, op zoek naar Grote Kanoetstrandlopers. De speurtocht is tevergeefs. De Great Knot wordt al snel de Great Not Seen. Het beestje heeft zijn jongen grootgebracht en is vertrokken. Alhoewel ... we vinden nog wel een afgerukt vlerkje... Ik wil helemaal niet lopen. Ik wandel terug tot ik de helikopter kan zien en ga op een hoog punt zitten. De wind blaast in mijn gezicht en houdt de muggen in bedwang. Het is zo'n 25 graden. Om me heen zie ik heuvels. Rechts twee rijen dik, daarachter begint een enorme vlakte. Voor en links eindeloze rijen heuvels. Voor een Nederlander is dit landschap moeilijk te bevatten. In Nederland is alles begrensd. Door een dorp of stad, door een rij bomen, een dijk of de horizon. Hier zijn geen grenzen, zelfs geen horizon. Het gaat maar door. Heuvels, vlaktes, meren. De wind valt weg. De muskieten worden opdringerig. Het doet tropisch aan. Net de Afrikaanse savanne. De lucht trilt. Er kan ieder moment een kudde wildebeesten langskomen. Beneden loop een Rus in zijn zwembroek. Om een uur of vier vliegen we weer naar het kamp. De helikopter zet ons af en vertrekt. Het kamp bestaat uit een blokhut met acht tenten er omheen. De tenten staan op houten vlonders en hebben - in tegenstelling tot eerdere berichten - wel een grondzeil. Er liggen zelfs luchtbedden. In de blokhut is een keuken ingericht. We eten er ook.
Er zijn veel muggen. In het eet- en praathuis zijn geen muggen. Maar daar is het bloedheet. Het is dus kiezen tussen muggen en zweten. Ik geef de voorkeur aan zweten, dat volgens David erg gezond is. Het is een goede manier om je lichaam van schadelijke stoffen te ontdoen. Tijdens het eten komt Nadia met de boodschap dat Boris Jeltsin alle bankbiljetten die voor 1993 zijn gedrukt, ongeldig heeft verklaard. Hij wil daarmee speculatiedrift en inflatie tegengaan. Wij hebben niet veel 'oude' biljetten. Sytske heeft een briefje van 5000 roebel. Daar had ze toch mooi vijftig telramen mee kunnen kopen in de winkel in Cherskiy. We gaan bijtijds naar bed. Adriaan en Sytske hebben weinig ervaring met kamperen. Ze beseffen niet hoe weinig geluiddempende werking er van het tentdoek uitgaat. Ze voeren een heel leuk hoorspel op. Het is warm in de tent. We beginnen met alleen de lakenzak maar in de loop van de nacht komen toch de slaapzakken tevoorschijn. |
|||||||
VRIJDAG 23 JULI Om half vijf regent het. Om vijf uur is het droog. We staan om half zeven op, eten om zeven uur en vertrekken om half acht met de boot. Er gaan maar vier personen in een boot en er zijn twee boten. Stanislav en de bewoner van de nederzetting, Sakir, varen een paar keer heen en weer. Wij gaan met Sakir, de tocht verloopt vlot. Stanislav zit te klooien met de andere boot en is al snel uit het zicht verdwenen. We worden afgezet vlak bij een steile helling. Van Sakir, die alleen maar Russisch spreekt, begrijpen we dat er een nest met steenarenden is. We wachten beneden aan de helling tot de anderen er zijn. En dan begint een memorabele expeditie. We klauteren de helling op - op laarzen - en krijgen dan instructies van Simon. Hij wil dat de helft van de groep met hem meegaat naar rechts. De anderen gaan naar links met Stanislav. Vroeger of later moet een van de twee groepen de wulpjes zien. Dan moeten de anderen gewaarschuwd worden. Klinkt eenvoudig. Is het niet. We lopen, struikelen, hoppen van bult naar bult, raken verstrikt in het wilgenstruweel. De groep valt al snel uiteen. Ruud en ik lopen eerst met rechts mee, blijven dan ongeveer het midden houden tussen de twee groepen. Jan is lange tijd bij ons. We lopen gedrieën over een soort karrepad. Het begint te regenen. Eerst mot, later echt. We trekken regenkleren aan. Na een poosje staat in de oculairs van de kijker van Jan een plas water. Zijn telescoop staat ook blank. Het is warm. Ik heb mijn regenjas los om me heen hangen, anders is het helemaal zo benauwd. De muggen zijn er ook nog. Plotseling horen we in de verte roepen en fluiten. Dwars door het terrein worstelen we ons in de richting van het geluid. Onderweg pikken we Jacques en Laura op. Na een heel eind lopen in hoog tempo zien we de rest van de groep. Minus Simon, die ze al snel kwijt zijn geraakt, en minus Hans die een andere kant op is gelopen. Stanislav heeft de wulpjes gehoord en gezien. We kijken, luisteren, lopen, worden nog natter. Gelukkig met goed resultaat, want uiteindelijk zien we in totaal negen REGENwulpen. Daarna valt, zoals steeds, de club weer uit elkaar. Sommigen gaan fotograferen, anderen kijken en luisteren. Ik begin terug te lopen. Nadia en Stanislav volgen mij maar lopen al snel voor me uit. In vind het maar raar dat de gidsen het eerst teruggaan. Wij komen hier voor het eerst en het is toch een landschap waarin je gemakkelijk kunt verdwalen. Aan het verschijnsel Bruine Beer, waarvan je overal pootafdrukken ziet, wordt geen aandacht besteed. Het wordt droog, de zon gaat zelfs schijnen. Vlak bij het arendsnest ga ik een poosje op de berg zitten kijken. Een prachtig landschap, met een enorme rivier, kale vlaktes, bossen. Maar vooral veel water. Vlak voor me ligt een veldje met grote keien. Er zitten pica's en er scharrelt een hermelijn rond. Dit is genieten. Om half vier ben ik beneden bij de rivier. Daar duikt ook Simon weer op. Hem hebben we al die tijd niet gezien. Hij beweert wel dat hij de wulpjes gezien heeft. We gaan met Sakir terug naar ons kamp. Sakir drinkt water uit de rivier en geeft mij ook wat. Ik drink - en heb er niets van gekregen. Om vier uur ben ik terug. Ik ga een poosje bij de rivier zitten. Na het eten is het wat koeler geworden en er staat wind. We zitten nog een uurtje bij de rivier zonder dat de muggen erg hinderlijk doen. Op een gegeven moment wordt het echt te fris. We wandelen naar het praathuis, drinken een slokje wodka en gaan dan naar bed. |
|||||||
ZATERDAG 24 JULI Het regende vannacht. Gelukkig is onze tent waterdicht. Dat zijn ze namelijk niet allemaal. Er lekken er nogal wat op de plaats waar de onderste scheerlijnen vastzitten. Die zijn ook wel erg strak gespannen. Ondanks mijn donzen slaapzak had ik het niet al te warm. Ook anderen hadden last van de kou. Behalve Hidde en David, die in een Russische slaapzak liggen. Om half zeven op, om zeven uur ontbijt. Alles is koud, vochtig en klam. De warme pap vergoedt veel. De groep gaat vogelen in de buurt van het kamp, wij gaan samen met Hans en Sytske naar de overkant van de rivier. Het is een eiland met dichte wilgenbegroeiing, grasvlaktes en grote stroomgeulen. Ook zijn er grind- en zandbanken. Je kunt wel zien dat er elk voorjaar, bij het opbreken van de rivier, fikse overstromingen zijn. Op de hogere plaatsen staan sparren. Het landschap is kleinschalig en afwisselend. We lopen een eind door kniehoog paardestaart gras. Overal staan sporen van elanden en beren. Een klein stukje verder: verwarring. Ruud loopt iets rechts van ons. Sytske fluistert heftig: een lynx. We staren gebiologeerd naar de grote kat, die op een afstand van ongeveer 45 meter op een stapel drijfhout zit. Ruud ziet ons kijken - maar ziet zelf een sneeuwhaas. Hij vraagt met een armgebaar waar wij zo opgewonden over doen. We wijzen naar de lynx. Die zit ondertussen naar de sneeuwhaas te kijken - lekker hapje. Als Hans zijn telescoop wil pakken heeft de kat ons door. Heel rustig staat hij op en heel kalm loopt hij de struiken in. Een buitenkansje om zo'n schuw dier te zien. Om acht uur zijn wij overgezet, om half twaalf worden we weer opgehaald. Het is erg ondiep en als Sakir zijn boot met ons erin van het strandje afduwt gaat de breekpen aan gort. We drijven heel snel een eind de rivier af. Dat is een gekke gewaarwording. Ik hebt namelijk niet het idee dat we varen. Het is net alsof de omgeving voorbij drijft. Bij een stuk 'wantij', waar twee rivierarmen samen komen, blijven we hangen. Sakir improviseert een nieuwe breekpen, mept hem in de schroef en varen maar weer. Gelukkig is het niet ver, want het is knap koud op het water. De anderen zijn nog niet terug. Sytske en ik zitten samen in het praathuis. Tanja, Anja en Irina zijn in de weer met het eten. Ze kwebbelen wat af, ze lachen en zingen liedjes van allerlei herkomst. Zo te horen vermaken ze zich prima. Het is heel aardig om naar te luisteren en gezelliger dan radio. Een leuke folklore is de douche die ze iedere avond nemen. De douche is een hokje met een gordijn er omheen. Er hangt een bak met gaatjes boven. Eén persoon staat onder de bak, de ander giet er warm water in. Het baden gaat gepaard met veel gegiechel en gelach. Het gordijn zit uiteraard goed dicht. Na de lunch gaan we op zoek naar een grote uil. De uil zien we niet, wel veel hobbelig landschap, dicht struikgewas en muggen. Ik loop dicht langs de rivieroever terug en vind ongelooflijk lekkere bramen die smaken als frambozen. Na het avondeten gaan we nog even over de rivier staren. Vroeg naar bed. |
|||||||
ZONDAG 25 JULI Voor het ontbijt hebben Hidde en Simon een excursie gemaakt en sperweruilen gezien. Die wijzen Ruud en ik hooghartig af. Wij laten ons door Sakir naar het eiland brengen. We lopen eerst door de vochtige laagvlakte, klimmen dan omhoog en komen uiteindelijk midden op het eiland in een soort 'Extremadura' terecht. We hebben de hond van Sakir mee. Het beest loopt steeds bij ons vandaan, maar komt iedere keer vrijwel ongemerkt weer terug. Eenmaal jaagt hij een wijde boog twee tomen met jonge smienten naar ons toe. Een echte jachthond. In de loop van de ochtend zijn ook de anderen naar het eiland gebracht. Zo rond half 1 gaan we successievelijk weer terug. De lunch is om 1 uur, om vier uur worden we opgehaald door de helikopter. We pakken de spullen in en lopen nog even naar de plaats waar de anderen de sperweruil hebben gezien. Tevergeefs. De helikopter is er om tien voor vier, tien minuten te vroeg! Laura had hem het eerst in de gaten. We nemen afscheid van Sakir en zijn hond. Spassiba, sabaka! Sakir is nu weer alleen. Volgens Nadia vindt hij dat niet erg. Hij heeft ook een vrouw. Zij is momenteel in Moskou bij de kinderen. Het is niet duidelijk of ze nog terugkomt. Onderweg is er nog een stop langs de rivier de Kolyma, bij een bos waar een Laplanduil zou zitten. Niet dus. Wel vindt Sytske een stuk slagtand van een mammoet. Het is helemaal verweerd. We slaan er een stukje af. Er staan wat huisjes langs de rivier, maar er is geen sterveling te bekennen. Stanislav breekt een schuurtje open en laat ons de onderkaak van een mammoet zien. De hebzucht moet in onze ogen te lezen zijn. Kan niet, mag niet. Is van iemand anders. Om zes uur komen we in Cherskiy aan. De bus en de vrachtauto staan al klaar. We knappen ons wat op (koud water!!), reorganiseren de spullen. Tanja en Anja en een hulpje van het hotel staan alweer te koken en spullen uit te zoeken voor de komende drie dagen. Om acht uur kunnen we aanschuiven voor het diner. Rendierbiefstuk. |
|||||||
MAANDAG 26 JULI Half zes opstaan, zes uur ontbijt, om half zeven staan we gereed voor het vertrek. De keukenspullen en onze grote bagage brengen we naar beneden. De bus staat klaar, maar de vrachtauto helaas niet. Na enig heen-en-weer gepraat wordt besloten de bagage in de bus te laden en zelf naar het vliegveld te lopen. Zo ver is dat niet. We moeten door de veiligheidscontrole en dat is nu helemaal een aanfluiting. We zetten onze namen op het formulier waarmee we beloven dat we niet voortijdig zullen uitstappen. De tassen gaan door het röntgenapparaat en met de rest lopen wij om het poortje heen. Apparat! Natuurlijk! De bus staat in tussentijd de bagage uit te laden bij de helikopter. Waarom gaan we niet lopen naar de heli, vragen we Nadia. Welja zegt ze, 'Why not break the rules'. Maar zover komt het toch niet. De leidinggevende dame van de veiligheidscontrole verbiedt het gewoon. We wachten tot de lege bus ons komt halen. We helpen de spullen in de heli te laten, klimmen er zelf ook in. Om half acht zouden we kunnen vertrekken. Maar waar zijn onze keukenprinsessen? Die zijn niet komen lopen, die hebben gewacht tot de bus hen kwam halen. Ze hebben een pan met bevroren vlees bij zich. Zij proppen zich op een bank. Want wat is het probleem? Omdat we nogal ver moeten vliegen staan er twee vaten diesel achterin. Als we eenmaal zijn opgestegen gaan de ramen open. Lekker, frisse lucht. Tot onze kokkinnen vragen om ze dicht te doen. Die zitten te verkleumen. Terwijl het toch werkelijk snoeiheet is. Op alletwee de drums achterin komt een laagje diesel te staan. Het schudt gewoon omhoog. Joke zit er vlakbij. Na een half uurtje ziet ze groen en geel van ellende, van de hitte en de stank. En dan duurt het nog een uur voor we er zijn. Bij de monding van de rivier de Chukochia landen we. Het is een soort eskimonederzetting met een vrij groot gebouw bij het water en een paar kleinere huizen erbij. Bij het uitstappen wordt al snel duidelijk dat we op laarzen moeten lopen. De bodem is drassig. We laden de spullen uit en brengen ze naar ons verblijf. Het gebouw is verdeeld in twee ruimtes. De ene ruimte is slaapzaal, de andere woon-, praat- en eetzaal. Er staan dertien bedden, vier stapelbedden (acht personen) en vijf eenpersoonsbedden. Ik neem een stapelbed voor ons tweeën in beslag en zet de tassen erop. Er is geen bed voor Simon. Die is tot zijn verdriet genoodzaakt in het huisje van Innokenti te overnachten, één van de permanente bewoners van dit 'dorp'.
We gaan snel weer naar de heli om te vogelen. De bemanning heeft inmiddels de twee vaten overgetankt. Vraag niet hoeveel diesel daarbij is verspild. Bij het oversteken van de zuigmond in een ander vat loopt de diesel gewoon op de grond. En ze laten de slang leeglopen over de bodem. Het is mooi weer. We vliegen een rondje van zo'n 300 kilometer, op zoek naar witte kraanvogels en Rossmeeuwen. We landen bij een witte kraanvogel. Simon vertelt dat we er naartoe gaan lopen, maar dat deze vogels erg schuw zijn en voor ons uit zullen blijven stappen. Nou, ik heb hem gezien, dichterbij komt hij niet, dus ik ga niet lopen. Ik blijf bij de heli, genietend van het toendralandschap en het mooie weer. Stanislav wijst mij een dichtbije kraanvogel aan. Ik knik vriendelijk ja en laat het maar zo. Want het is gewoon een zwaan. Een tweede landing is vlakbij de Noordelijk IJszee, in de hoop dat er Rossmeeuwen zullen zitten. Die zijn helaas spoorloos. Volgens Simon dan, die uit de heli springt en naar de kust holt. Wij lopen er ook naartoe. Het uitzicht over zee prachtig. Even later fluit Simon dat we terug moeten komen. We gaan weer weg, er is niets te zien. Nou, ik had er nog wel een uurtje willen blijven. 'Niets' is zeer betrekkelijk en zeer persoonlijk. Om een uur of zes zijn we weer bij ons kamp. We eten en gaan bijtijds naar bed. Veel hilariteit natuurlijk, samen op zaal. Een van de eskimo's heeft de kachel opgestookt. Tot groot verdriet van Jacques en Gerard (en Ruud), die dat ook zo graag hadden willen doen. Het opstoken ging verbazend snel. Paar stukken hout erin, petroleum er overheen, lucifer erbij, toen het goed brandde volstouwen met hout. Het is loeiheet in de zaal. Joke ligt dicht bij de kachel. Van de resterende Russische slaapzakken, die ongeveer één meter lang en vijftig centimeter in doorsnede zijn, heeft zij een 'hitteschild' gebouwd aan het voeteneind van haar bed. Ik slaap boven in ons stapelbed. Er zitten wel tien spijkers in de muur. Kan ik mooi alles aan ophangen. Kleren, kijker, mapje. Vooral van de kijker heb ik nog veel plezier. Als Ruud beneden mij hard gaat liggen snurken laat ik de kijker op hem zakken. Zachtzinnig, maar het werkt. Ondanks de aanvankelijke hitte, het gesnurk en het vrij zachte bed redelijk geslapen. |
|||||||
DINSDAG 27 JULI Om half negen gaan we op pad voor een fikse wandeling. Samen met Adriaan en Sytske lopen we naar de heuvels ten zuiden van de natte vlakte waar het dorp staat. Wij vieren lopen dwars over de vlakte, de rest gaat via een soort stuifdijk. Dat is wel om, maar ook droger. Eenmaal op de heuvels gezeten drinken we eerst een kopje koffie. Even later komt Simon, die dit geloof ik maar een eigenaardige folklore vindt. Eindelijk zien Ruud en ik wat we al jaren willen zien: sneeuwuilen. Er zit een nest op een richel met een stuk of vier grijze donsjongen. We zien de ouders vliegen. Er zit ook een ruigpootbuizerd met jongen. Na een poosje gaat de groep met een omtrekkende beweging terug naar het dorp. Wij gaan een andere kant op. Eerst in de richting van een intrigerend verhoginkje. Dat blijken turven te zijn waarop een klem ligt. Die gaat de plomp in. Daarna zie ik dat de vlakte waarop wij lopen al snel weer omlaag gaat. Ik haal Ruud over om die kant op te gaan. Ik beloof hem dat het er heel mooi is. We lopen naar de rand en kijken uit over een prachtige vlakte, met een groot meer dat is omringd met heuvels. 'Ik zei toch dat het mooi zou zijn', zeg ik tegen een nog steeds onwillige Ruud. Het meer ligt in een soort hoogvlakte waarvan de randen door het dooien van permafrost in hobbeltjes, baydyaraks genaamd, zijn veranderd. Er hangen ruigpootbuizerds boven ons. We zoeken net zo lang tot we het nest vinden -wat nog niet eens eenvoudig is. Daarna lopen we de vlakte over in de richting van de rivier. Er moet een sneeuwuilenest zijn, maar ook dat is lastig te vinden. Gewoon omdat we niet weten waar we naar moeten zoeken. Uiteindelijk vinden we het op een van de vele verhogingen in het landschap. Bij nader inzien valt het wel degelijk op. Er liggen allemaal botjes en veren in en rond het nest. We vinden er ook een dood jong. In een kuiltje zit een levend jong dat zich probeert te verstoppen. Helaas begint het net te regenen als Ruud aan het fotograferen is. En dan moet je uit fatsoen wel weggaan. Het beestje mag niet natregenen en een longontsteking oplopen.
Op de terugweg doen zich prachtige luchten voor. Af en toe valt er een bui, daarna is het weer zonnig. Er ontstaan schitterende regenbogen boven het eindeloze landschap. We lopen terug via de stuifdijk. Ruud haalt nog even natzijk omdat hij per se door de nattigheid wil lopen. In de verte zien we Hidde naar rechts lopen; een eind bij hem vandaan loopt een jonge kraanvogel naar links. We zien dat ze elkaar naderen, maar ze lijken elkaar niet in de gaten hebben. In de trillende lucht lopen ze elkaar straal voorbij. Later vertelt Hidde dat hij de kraanvogel pas zag toen hij er al langs was. En surrealistisch beeld. Onderweg moet ik mij ook nog even in elkaar laten slaan door een kleinste jager. Het beestje deelt rake klappen uit. Ruud wil het graag fotograferen, ik moet het er maar voor over hebben. Om zeven uur zijn we weer terug in het kamp. We eten om half acht, kool met rendiervlees, drinken er rode champagne bij en nemen als toetje een glaasje wodka. |
|||||||
WOENSDAG 28 JULI Om tien over half zeven loopt de wekker van Hans af. Het is een ouderwets mechanisch apparaat, dat buitengewoon veel herrie maakt. Gisteravond gingen we om tien uur naar bed. Het was vrij lawaaierig. En opeens was het stil. We vragen David of hij nog last van ons heeft gehad. David gaat altijd het eerst slapen. Nee hoor, zegt hij, en het was zo plotseling stil dat het me bijna ontging. Om zeven uur ontbijt - heerlijk havermout. Er heeft zich een drama afgespeeld: de muizen van Ira zijn dood. De hond waar ze steeds mee rondloopt graaft voortdurend muizenesten uit. Gisterochtend is daarbij de moedermuis omgekomen. Ira heeft twee jonkies gered en mee naar huis genomen. Ze bouwde van een kartonnen doos een heel fraai huis. De bodem was bedekt met gras en mos, er stonden twee kleine doosjes in waar de muisjes in konden slapen en op twee schoteltjes lag hun voer: brood, tomaat en wortel. De dood van de muizen is het gevolg van een combinatie van te jong om op eigen benen te staan en doodknuffelen. Alle goede zorgen mochten niet baten. Ira huilde tranen met tuiten toen ze de lijkjes ontdekte. David probeerde haar te troosten door te zeggen dat de muisjes dankzij haar goede zorgen nog gelukkig hebben geleefd en dat ze nu ongetwijfeld in de muizehemel zijn. Een uur later loopt Ira weer vrolijk rond met de hond. Ze gaat zeker nieuwe muizen zoeken. Het kind moet toch iets doen. 's Morgens is er een verwarrend georganiseerde excursie per boot. Innokenti, onze lokale vogelgids, vaart met kleine groepjes naar de monding van de rivier. Tenminste, dat is de bedoeling. Het weer ontwikkelt zich minder gunstig en er staat veel wind. Tegen wind in varend komt er veel water over. De eerste groep brengt hij nog een aardig eindje weg, de tweede groep zet hij dichterbij af en de derde groep gaat al helemaal niet ver. De laatsten, waar wij toe behoren, gaan geheel niet weg. Te slecht weer. Voordat het ging regenen hebben Ruud en ik een toendrawandeling gemaakt. Vanaf de veranda zien we later in de verte de anderen lopen. Het begint te regenen. Er komt regenkleding tevoorschijn. Innokenti vaart uit om de wandelaars op te halen. Hij legt aan in een inhammetje, maar staat zo laag, dat niemand hem ziet. Hij loopt omhoog en begint te zwaaien. Nog steeds hebben ze hem niet in de gaten, ze lopen stug door richting kamp. Opeens zien ze Innokenti en ze beginnen naar hem toe te lopen. Innokenti gaat omlaag naar zijn bootje. Men begint weer te dwalen. Innokenti gaat nogmaals hoog staan en wacht tot iedereen bij hem is. Dan pendelt hij de wandelaars naar het kampement. Na de late lunch is het droog. Innokentie neemt Jacques, Laura en Ruud en mij mee in zijn bootje. We varen een paar kilometer de grote rivier op. Hij zet ons af bij een helling en probeert ons iets duidelijk te maken. We hebben een uur of twee de tijd. Wij beginnen te lopen naar de heuvels. Innokenti komt achter ons aan en vraagt om pen en papier. In het boekje van Jacques maakt hij een tekening. Duidelijk is dat hij ons twee kilometer verderop weer zal oppikken. Oké, kan geen probleem zijn. We doen heel rustig aan. We kijken rond bij het nest van een ruigpootbuizerd, we bestuderen wat plantjes, er zijn nog meer vogels. Na een uurtje beginnen we serieus te lopen. We zien Innokenti op een heuvel zitten en nemen aan dat de boot daar wel zal liggen. Niet dus. Innokenti begint voor ons uit te lopen en blijft lopen. De twee kilometer zijn er echt wel vier of vijf. De afgesproken tijd halen we niet en het eten ook niet, maar mooi is het wel. We varen door een natuurlijk kanaal dat vrij ondiep is. Waar het op de rivier uitkomt ligt een zandbank. Het bootje ligt te diep om er overheen te varen. Innokenti springt met zijn lieslaarzen overboord en duwt ons naar dieper water. Innokenti heeft weinig begrip van tijd en afstand. Dat hoeft hier misschien ook niet. Als je er maar voor zorgt dat je voldoende benzine bij je hebt voor je motorbootje, kan je weinig gebeuren. Gelukkig is er nog eten voor ons en een fles champagne. Om tien uur gaan we naar bed.
Ruud blijft nog even buiten. Het is heel rustig, de wind is gaan liggen. Het is nevelig. Het geluid draagt erg ver. Van alle kanten hoor je roepende duikers en kraanvogels. Vlak voor mijn voeten lopen jonge Temmincks strandlopers energie op te doen voor de lange reis naar het zuiden. Het is eigenlijk zonde om naar bed te gaan. Iedereen ligt er al in, ik ga dus ook maar. Een onrustige nacht. Ruud maakt nog een avondwandeling en komt als laatste binnen. David maakt drie uitstapjes naar het pleekeetje. Hans laat zijn wekker om 1 uur aflopen. Men heeft bedacht dat het de laatste kans is om de middernachtszon te zien. Als het tenminste niet bewolkt is, en dat is het wel. Jacques gaat er een keer uit. Hidde staat om vijf uur. Ruud gaat er ook bijtijds uit: Het is windstil. De lucht is vol met roepende kraanvogels en duikers. Het 'arctische' gevoel. Nog laatste wandeling rond het kamp. Op de terugweg zie ik vier Long-billed Dowitchers en twee Kanoetstrandlopers. Om 6.40 uur gaat de wekker van Hans af. Iedereen wordt uitgeput wakker. |
|||||||
DONDERDAG 29 JULI De helikopter is om negen uur besteld, hij komt om half tien. Ruud: Terwijl we zitten te wachten komt een van de Sasja's met een fors stuk mammoet-slagtand aanzetten. Met een ijzerzaag hebben Sytske en ik er een stuk vanaf gezaagd. Toen ik de zaag terugbracht hebben de vissers op mijn stuk een tekst en handtekeningen gezet. Ze raden aan de tand thuis te drogen en te lakken. Ik krijg ook nog een boetnaald van ze.
Als de helikopter geland is wordt de bagage weer in het middenpad gestouwd. Er zijn vier vaten brandstof meegekomen. Er wordt druk getankt. Daarna gaat de staart dicht en worden de vaten achterin geschoven. Dan kunnen wij een plekje zoeken. In totaal hebben we in zes dagen tijd 25 uur gevlogen met de helikopter. Bij een kruissnelheid van 180 km per uur hebben we ruim 4000 kilometer afgelegd. Het brandstofverbruik is circa 600 liter per uur. In totaal komt het op circa 13.000 liter. Alleen het vliegen met de helikopter heeft dus al 1000 liter brandstof per persoon gekost. We hebben inmiddels besloten volgend jaar minder energie te verbruiken. Sasja en Sasja en een oudere eskimo nemen het huis weer in bezit. Over een paar dagen komt de volgende groep. Daarna is hun zomer voorbij en moeten ze voor de winter gaan zorgen. We zijn in de ijskelder geweest. Ik vind het behoorlijk spookachtig. De steile trap is beijsd de bodem en wanden zijn bedekt met een dikke laag glibberig uitziend ijs. De kelder is ongeveer twee meter diep en twee bij twee meter groot. Er ligt vlees, vis en brood. Ze hebben ook nog een heel grote kelder, die krijgen we niet te zien. Ze varen over een paar dagen naar Cherskiy om inkopen te doen. In het dorp leeft ook een oude vrouw in een tent. Ze is niet meer zo goed ter been. Gerard heeft haar een keer overeind geholpen toen ze in de dorpsstraat gevallen was. Hij mocht toen op bezoek komen. Ze woont in een traditionele yourte, bekleed met huiden en ingericht met allerlei spulletjes. We gaan nog wat vogelen met de helikopter. Het toendra-landschap is zeer wijds en zeer nat. Het landschap is minder vlak dan je op het eerste oog zou zeggen. Hier en daar zijn er heuvels met een rotsachtige zijde. We maken twee stops voor giervalken. De eerste stop, bij een klif, is tevergeefs. De tweede stop is in een bos. Giervalken in een bos? Simon loopt naar links, Stanislav naar rechts. Ik wil bij Stanislav blijven, maar hij wuift mij naar links. De beste man blinkt weer niet uit in medewerking. Hij is lui, onwetend, lichamelijk niet in orde (drank) of een combinatie daarvan. Stanislav Mochalov is een vreemde snuiter. Hij heeft een originele oplossing voor het probleem van de overbevolking. Iedereen moet weer warme bontkleren gaan dragen. Wie dat niet kan betalen sterft van de kou. Probleem opgelost. In landen met koude winters althans. Stanislav is direkteur van het grote Kolyma-reservaat. Hij is bezig Engels te leren, daar is nog wel begrip voor op te brengen. Maar hij is te vaak lichamelijk of geestelijk afwezig om via Nadia met Simon te communiceren. Soms is hij ons terwille, soms lijkt het of hij Birdquest dwars wil zitten. Misschien heeft hij zich een keer zwaar beledigd gevoeld. Dat zou kunnen, want Engelse reisleiders doen weinig moeite om zich populair te maken bij hun Russische collega's. Die spreken en verstaan nu eenmaal niet altijd goed Engels. En Engelsen zijn weer heel slecht in het zorgvuldig luisteren naar en spreken van hun eigen taal. Op een gegeven moment is de groep weer samen maar zijn Simon en Stanislav nergens te bekennen. Gefrustreerd zitten we bij elkaar. Waar is de leiding? Wat doen we hier eigenlijk? Waarom vertelt men ons niet wat de plannen zijn? Dan horen we een schreeuw. We lopen die kant op. Als iedereen verzameld is - ook Simon is weer opgedoken - zien we een witte giervalk vliegen. 'That was a narrow escape' zeg ik tegen Simon, die na het uitblijven van steltlopers en Rossmeeuwen eigenlijk geen tegenslag meer kan hebben. Opgelucht knikt hij. Simon laat een getekend kaartje zien waarop het nest van de giervalken staat aangegeven. Het moet vlak bij een baak zijn. Bij het baak lopen Ruud en ik naar links. En daar komen we ineens oog in oog te staan met een giervalk die op een tak zit. Ik kijk even en ga dan de rest van de groep achterna. Ze zijn al te ver weg, ik kan ze niet meer achterhalen. Ruud maakt uitvoerig foto's van de giervalk. Een BUITENKANS. Na een kwartier gaan we de anderen opzoeken. Die zitten beneden aan de oever van de rivier. Er is wel degelijk een soort klif. Ongeveer op de plaats waar Ruud en ik bij de giervalk hebben gezeten spelevliegt een heel gezin.
Nieuwe vragen doemen op. Waarom dringt Simon de leiding op aan Stanislav, terwijl hij weet dat we niets aan die man hebben? Waarom heeft Simon ons niet verteld wat de vorige groep hier gezien heeft? Waarom heeft hij ons het kaartje niet laten zien? Later verklaart hij: om geen valse verwachtingen te wekken. Dat kan hij er dan toch bij zeggen? Om half zes zijn we weer in Cherskiy. De vrachtauto en de bus staan al klaar. De grote bagage gaat in de auto, wij in de bus en we zoeven naar het hotel. We gaan onder de kille douche, herpakken onze spullen, eten, kletsen nog wat en gaan slapen. Ruud geeft de kruiden die we als kado hebben meegenomen en de resterende hagelslag aan Tanja. Ze is er erg blij mee en geeft hem een weelderige omhelzing. Tanja is een zeer bekwame kokkin en zo ziet ze er ook uit. Ze kan zo in een kookrubriek op televisie. Ik zag haar ogenschijnlijk zonder enige inspanning drie grote vissen schrappen. In een kwartier tijd. Gewoon, zittend, terwijl ze de vissen boven een bak hield. Het zag er heel gemakkelijk uit. Ze is ook in staat een tjokvolle pan vlees aan te braden zonder er een puinhoop van te maken. We hebben tien dagen lang heerlijk gegeten. 's Morgens pap en 's middags en 's avonds rendiervlees met boekweit, rijst, pasta of iets dergelijks. |
|||||||
VRIJDAG 30 JULI Een heel lange dag. Om vier uur staan we op, om half vijf zijn we beneden, om kwart voor vijf gaan we naar het vliegveld. Daar begint weer het feest van de veiligheidscontrole. Voor een gecharterde vlucht! We gaan door de achterdeur naar binnen. De grote bagage moet van de vrachtauto af. Alles moet door het röntgenapparaat. Ruud zet koffers die nog niet gecontroleerd zijn bij de koffers die al door het apparaat zijn geweest. Dat schiet tenminste op. Dan moet de hele handel weer naar buiten, de koffers gaan op de vrachtauto, wij gaan met de bus naar het vliegtuig. We stappen via de achterdeur in. Ruud: Het vliegtuig is een AN-74, de bemanning bestaat uit zeven personen: piloot, co-piloot, 1e en 2e werktuigkundige, navigator, telegrafist en een persoon die tijdens het opstijgen en landen op de bagage let. Het toestel is drie jaar oud, vliegt 650 km/uur op een hoogte van 8600 meter en heeft een startbaan van maar 600 meter nodig. De bemanning wenkt mij naar voren. Ik mag op de stoel van de 1e wtk zitten, tussen de twee piloten in. Ik krijg direkt een kop thee. Het is jammer dat ze zo slecht Engels spreken en ik geen Russisch. Ze zijn heel open en vriendelijk, en vinden het heel leuk dat er buitenlandse bezoekers zijn die enthousiast zijn over hun land. Het toilet in het vliegtuig is ontroerend van eenvoud. Een emmer in een cilinder met een wc-bril erop. Om half zes stijgen we op. We vliegen naar Jakoetsk. Daarna gaat het vliegtuig naar Anadyr en tenslotte brengt het de laatste groep van Birdquest naar Cherskiy. Als we landen is het zeven uur plaatselijke tijd. We laden het vliegtuig uit en rijden met de bus het vliegveld af. Via een achteruitgang, want de hoofdpoort wil niet open. We logeren in hotel 'Ontario', een Canadese onderneming. Het is bloedheet buiten en binnen ook. Uit de WC stroomt warm water. Daar krijg je warme billen van. Na het ontbijt gaan we met z'n allen naar het Permafrost Instituut. We krijgen er een video te zien, kunnen vragen stellen en bezoeken het ondergrondse laboratorium. De permafrost gaat tot 1500 meter diep. In (warme) zomers ontdooit zo'n 3-5 meter ondergrond, die hier voornamelijk uit zand bestaat. Het instituut maakt zich zorgen over het broeikaseffect. Als het klimaat warmer wordt en er meer permafrost ontdooit, dan zal dat grote gevolgen hebben voor de gebouwen in de stad en voor de mijnbouw. Naar mijn idee moeten ze ophouden met bouwen op permafrost. De hele stad is één groot bewijs dat het technisch nauwelijks haalbaar is. Ze hadden er eigenlijk nooit aan moeten beginnen. Sytske, Adriaan en Ruud en ik gaan de stad in, de rest gaat met de bus naar een meer zo'n honderd kilometer verderop. Eerst gaan we naar het geologisch museum. Nadia heeft geregeld dat wij er een rondleiding krijgen. Een zeer behulpzame mevrouw legt ons van alles uit. De mijnbouw in Jakoetië is dagmijnbouw. In het midden wordt een groot gat gegraven waardoor het smeltwater kan weglopen. De economische situatie maakt het onmogelijk alle mijnen te exploiteren. Er is gewoon geen geld voor. Bovendien ontbreekt de benodigde infrastructuur en zijn er geen fondsen voor wetenschappelijk onderzoek. Het lijkt me geen pretje om hier 's winters te wonen. Onze rondleidster vertelt dat dan in Jakoetsk soms min zestig graden celcius is en dat het daarbij nog erg mistig kan zijn ook. De mist zou soms zo dicht zijn, dat je als het ware een 'tunnel' achterlaat als je er doorheen loopt. Ik weet niet of dat kan, maar het is een prachtig verhaal. Er liggen fossielen in het instituut, onder andere van een wolharige neushoorn en van een mammoet. Er zijn ook prehistorische werktuigen en er ligt een stuk schedel van een mensachtige waarvan de mevrouw zegt dat het miljoenen jaren oud is, ouder bijvoorbeeld dan wat in Kenya en Ethiopië is opgegraven. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Voor Russen zal het wel ondenkbaar zijn dat de mensheid een Afrikaanse of Aziatische oervader en -moeder heeft. Daarna gaan we winkelen. Overal in de straten zie je de gevolgen van het bouwen op bevroren aarde. Het wegdek zakt in, de trottoirs liggen schots en scheef. In een van de winkels die we aandoen staat het parket bol. Volgens Ruud zit er permafrost in de vloer. We bezoeken warenhuizen en boekwinkels. Er zijn alleen Russische boeken, voor een groot deel nationalistische lectuur. Er zijn vrij veel mensen op straat. In de fontijn op het grote plein spelen kinderen. Lenin, ditmaal in de houding van een politieagent die het verkeer regelt, kijkt op hen neer. De meeste mensen zien er Mongools uit. Het Jakoetsk is een Turkse taal. Toch eens uitzoeken hoe dat zo gekomen is. De allochtonen hebben allemaal zwart haar, de Russische dames zwaar geblondeerd of roodachtig haar. Het produkt-assortiment in de winkels is beperkt. En dan ook nog van slechte kwaliteit. Er staat een wandmeubel waarvan alle deurtjes klemmen of scheef hangen. Achterop zit een briefje met de fabrikagedatum: mei 1993. Het is goed dat het erop staat, anders zou je niet geloven dat het nieuw is.
We gaan eten in een restaurant. Chaos. We drinken bier: Sytske neemt Russisch bier met 10% alcohol, wij een (Nederlandse) Bavaria met 5% alcohol. Ruud en Sytske bestellen soep, Sytske en Adriaan iets dat 'kotelet' heet en we willen twee salades. Salades en bier zijn er vrijwel direkt, de soep komt ook snel. Terwijl Sytske haar soep nog lang niet opheeft komt de kotelet, een gehaktbal met vette patatten, al op tafel. Meteen komt de rekening. Ruud en ik willen echter nog een hoofdgerecht. We bestellen ook maar kotelet. De rekening komt nogmaals. Het blikje Bavaria kost 1200 roebel. Het is erg warm in de stad. En boeiend. Er worden marsen en bounty's verkocht. Die liggen in de zon. Er staan twee mensen ijsjes te verkopen uit een kartonnen doos. Tweehonderd roebel per ijsje. De een pakt geld, de ander geeft het ijsje. De doos is zo leeg. Wij zijn laf, wij durven het ijs niet aan. Door de warmte krijgen we op den duur een vreselijke dorst. In een soort cafetaria gaan we limonade drinken. Die kost 100 roebel per glas. Doet u dan nog maar een glas. En nog een. Het smaakt heerlijk en is lekker koel. We knappen er echt van op. En dat voor de totale som van 1100 roebel = 1 dollar. Om zes uur nemen we een taxi naar het hotel (vier dollar), we drinken een duur pilsje en krijgen een redelijk goed diner voorgezet. Dit hotel is waarschijnlijk asociaal duur. Ruud wil een mapje met tien prentbriefkaarten kopen. Ze durven er tien dollar voor te vragen. Ze lijken wel niet goed bij hun hoofd. Simon had graag een eigen kamer willen hebben, maar met het oog op de kosten is hij toch maar bij Gerard ingetrokken. Bijtijds naar bed. We horen de rest van de groep terugkomen. De muren zijn dun. Naast ons kan ik het gesprek van Simon en Gerard letterlijk volgen. Ook anderen komen nog wat drinken. Al met al lijkt het niet op de uitgelaten toestand die twee jaar geleden op de laatste avond ontstond. Ik pak oordopjes en dan is het stil. Ik kan slapen. |
|||||||
ZATERDAG 31 JULI Ruud staat om half zeven op voor een ochtendwandeling. Ik vind half acht vroeg genoeg. Het ontbijt is om acht uur. We krijgen pannekoekjes. De bediening is zeer inefficiënt. Eén juffrouw loopt met steeds één kopje of bordje heen en weer. Hans bestelt een portie pannekoekjes extra. Lekker. Om half tien gaan we met de bus naar het vliegveld. Simon en Nadia gaan inchecken en volgens hen kunnen we beter in de bus blijven zitten. De chauffeur begint de koffers uit te laden en naar de hal te brengen. Wij zijn bezorgd dat ze daar onbeheerd blijven staan. Ruud en Gerard gaan er achteraan, maar binnen blijkt dat de broer van de chauffeur (tenminste, ze lijken sprekend op elkaar) erop past. De stationshal is net als op andere vliegvelden. Veel wachtende mensen. Twee mannen zijn een soort bingo aan het spelen met kaarten. Ze gebruiken kleine kartonnen kaartjes met nummers erop. Er gaan stapels roebels om in het spel. Ruud gaat nog gauw even naar de 'winkelgalerij'. In een van de winkeltjes hangt een kaart van Jakoetië. Voor 25 roebel te koop. Ruud koopt gelijk de hele voorraad voor in totaal 350 roebel, dat is circa 60 cent. In een hoek van het gebouw staat een inpakker. Hij doet pakpapier om de stapel kaarten en een touw er omheen. Veel Russen laten hun bagage inpakken, ook tassen en koffers. Gratis. Service van de zaak. Ruud geeft toch maar een fooi. Om half twaalf mogen we naar het vliegtuig lopen. Alle passagiers staan rond de trap. Aeroflot probeert weer eens de buitenlanders populair te maken. Een groep Duitsers en wij mogen het eerst naar binnen. We moeten in het 'toeristische' gedeelte. Simon heeft al onze instapkaarten, dus we moeten bij elkaar blijven. Dwars door een waaier van mensen. Het vliegtuig is een oude Il-62. Het interieur is redelijk nieuw, maar de oude stoelen staan er nog in. Voor de handbagage zijn er planken zonder klep ervoor. Om half elf stijgen we op. Het vliegtuig zit vol. Voor ons zit een kind van zo'n anderhalf jaar. Ze slaapt, huilt met lange uithalen en speelt. Maar veel speelgoed heeft ze niet. Het meest effectief is nog een schepje met lange steel, waarmee ze af en toe lekker om zich heen mept. Ook een PET-fles is fijn, daar kun je zo leuk mee gooien. De verzorging is eenvoudig. Af en toe wat drinken, de gebruikelijke maaltijd met natte rijst en kip, een homp brood en jam. Wij hebben zelf een thermosfles met theewater meegenomen. Doen de Russen ook. Het is helder onderweg. We zien een paar enorme bosbranden. We vliegen hoog over de Yenisei, een zeer imposante rivier. Daarna gaat het tijden over de noordelijke toendra. Een gebied met zandduinen. Een grote stad met veel wegen in een zanderig gebied in de toendra. Waarschijnlijk de grote oliegebieden. Er lopen veel doodlopende wegen de toendra in, het lijkt wel naar oliepompstations. Zeven uur later, om 1 uur plaatselijke tijd, zijn we in Moskou. We staan al snel in het stationsgebouw. Een man vraagt ons of we op reisorganisatie Victoria wachten. Nee, zeggen wij naar beste weten. Gelukkig vraagt hij het nog een keer in de buurt van Simon. Reisbureau Victoria blijkt wel degelijk voor ons bestemd te zijn. De man moet er voor zorgen dat we op tijd op het internationale vliegveld aankomen. Men meldt dat onze bagage in een zijhokje staat. Wij er naartoe. Dat is onze bagage helemaal niet, dat zijn de spullen van een Duitse expeditie. Die zaten achter ons in het vliegtuig. Ze hebben snuffelpalen opgezet in de taiga om de CO2-uitwisseling te meten. Nu gaan die Duitsers nog eerder weg dan wij. Onze bagage komt pas een hele tijd later uit het vliegtuig. Er staat een luxe touringcar voor ons klaar, dat is lekker. Om een of andere reden moeten we ook nog een eigenaardig rondje over het vliegveldterrein rijden. Als alles geregeld is stelt onze gids voor om door het centrum van de stad te rijden. Dan kunnen we een kort bezoek brengen aan het Rode Plein in plaats van uren op het andere vliegveld rond te hangen. Goed idee. De rit door de buitenwijken en het centrum is weer fascinerend. Jammer dat we niet meer tijd hebben. Er is een enorme vlooienmarkt onderweg, waar onze gids wat schamper over doet. Iemand met twee paar schoenen kan daar één paar verkopen, zoiets. Op het Rode Plein zie je verschil met twee jaar geleden. Er zijn gebouwen geschilderd, er staan monumenten in de steigers, de omliggende winkels hebben mooiere etalages. Ik zou wel even bij de Gum binnen willen kijken. Op het plein zelf is het een drukte van belang. Er lopen veel bruidsparen rond, want dat is in Moskou niet veranderd: na het afsluiten van het huwelijk bezoeken de feestgangers enkele speciale plaatsen zoals de basiliek en het graf van de onbekende soldaat. Verder is er nogal wat ambulante handel, met schilderijen, foto's en andere memorabilia. Wij worden op de valreep aangesproken door een meisje met een plastic tas. Ze wil ons een spuuglelijke matroesjka verkopen voor tien dollar. Nee, zeggen wij. Ze heeft ook een goedkopere, van negen dollar. En die is veel mooier. Doen we dus. De politieke matroesjka's, nu met Jeltsin als buitenste, staan open en bloot opgesteld. Twee jaar geleden was dat nog min of meer illegale handel. Na een half uur gaan we terug naar de bus. Maar waar is de bus!? Ja, zegt onze gids, die moest even naar de garage. Kan. Na een kwartier worden wij zenuwachtig. Daarna neemt de nervositeit elke vijf minuten met een factor twee toe. Want alles ligt in de bus. Alle koffers, alle fotospullen, de tickets, van sommigen zelfs de paspoorten. Maar de fotorolletjes, dat is het ergste. Elke bus die langskomt staren we aan. De speculatiedrift komt op gang. Is de bus gekaapt? Is de chauffeur onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen geweest weg te rijden? Is hij zelf een crimineel? Onze gids staat te vloeken. Simon gaat kijken op de parkeerplaats van een nabij gelegen hotel. De gids loopt een paar meter weg. Jacques en Ruud blijven dicht bij hem. En eindelijk, eindelijk, daar komt hij. Met dezelfde scherpte waarmee ze de helikopters steeds als eerste waarnam, ziet Laura de bus. Hij is herkenbaar aan de ster in de voorruit. Opgelucht stappen we in. File, is de verklaring. Nou, dat zal wel. Volgens ons heeft hij zijn vriendin naar huis gebracht. Onderweg naar het vliegveld kijken we onze ogen weer uit. Naarmate je verder van het Rode Plein komt wordt de stad weer ouderwets armoedig. We zien ook nog de restanten van een ernstig ongeluk en vlak erbij een rijtje autowrakken die netjes naast elkaar in de berm zijn opgesteld. Volgens de gids laat de politie die staan als waarschuwing. Hij vertelt er meteen achteraan dat het dus niet erg helpt. De man steekt tijdens een groot deel van de rit zijn standaard toeristenverhaal af. Volstrekt niet interessant. Alleen als hij zijn eigen cynische commentaar geeft wordt is hij boeiend. Het internationale vliegveld is nog steeds afschuwelijk. Nou ja, je kunt niet verwachten dat ze het in drie weken tijd hebben opgeknapt. De hal is duister en benauwd. Simon en een vrouwelijke autoriteit zien geen kans ons als groep langs de loketten te krijgen. De hindernissen die wij moeten nemen:
Welkom aan boord van BA. We krijgen veiligheidsinstructies, er is genoeg te eten en te drinken. Ik probeer te slapen, maar dat lukt niet. Ik kan niet lekker zitten. In de doorgezakte stoelen van Aeroflot kun je veel lekkerder onderuit hangen. Als we in Londen arriveren wordt het tijd voor een eerste afscheid. Jan vliegt door naar Schiphol, Laura, Jacques, Gerard en Hidde gaan naar Zestienhoven. Ook van Simon en David nemen we afscheid. Joke, Eduard, Hans, Sytske, Adriaan, Ruud en ik laten ons per taxi naar het Arlington Hotel vervoeren. We zijn op. We verfrissen ons een beetje, eten wat in een pub en gaan bijtijds naar bed. |
|||||||
ZONDAG 1 AUGUSTUS Sytske en Adriaan hebben een vroege vlucht naar Schiphol, Hans, Ruud en ik gaan om half twaalf en Eduard en Joke om half één. Ruud en ik ontbijten in het hotel. Om half tien brengt het busje van het hotel Hans, Ruud en mij naar het vliegveld. We zitten als haringen in een ton, want er moeten nog twee heren met koffers mee. Maar ja, het kost niets en dat vergoedt veel. We worden afgezet bij terminal 1 en wachten vervolgens ruim een kwartier op de luchthavenbus. Er staat ook nog een hele kluit Italianen te wachten. Als de bus komt stappen we snel in, maar er is geen reden voor paniek. De Italianen hebben kennelijk eigen vervoer geregeld. We rijden langs terminal 2; daar stappen een paar mensen in. Bij terminal 3 wordt het problematisch. Niet iedereen die daar staat kan mee. Toch niet zo handig, een vliegveld waar de terminals ver uit elkaar liggen. Bij terminal 4 checken we in, doen nog wat inkopen en gaan om half elf naar het vliegtuig. Er is geen slurf, we lopen over het platform! Net Rusland! Om half twaalf stijgen we op, om half twee zijn we op Schiphol. Het duurt lang voordat we onze koffers krijgen. En nog is de reis niet ten einde. We gaan met de trein naar Alkmaar (overstappen op Sloterdijk) en moeten dan nog een half uur op de bus wachten. We gaan maar even een kopje koffie drinken. Met de bus van vier uur naar Schermerhorn. Om half vijf zijn we eindelijk thuis. |
|||||||