ZUID-AFRIKA, WERELDEN APART

verslag van onze reis door Zuid-Afrika in 1996

Kitty en Ruud Kampf


a selection of photo's

our trip to Botswana in 1999

Z_0281.jpg (69393 bytes)

13 oktober 1996

Vliegen zonder tijdsverschil

's Avonds vertrekken, 's nachts vliegen, 's morgens aankomen. Klinkt ideaal. Je zou bij wijze van spreken na een dag werken op het vliegtuig kunnen stappen en de volgende ochtend op een heel ander continent zo weer aan de slag kunnen. De werkelijkheid is natuurlijk anders. Als je na een dag spullen opzoeken, koffers inpakken en het huis in orde maken om een uur of vijf graag op de bank zou willen neerploffen, moet je richting vliegveld. In plaats van op de bank ploffen we op de achterbank van het autootje van Peter en Rita, waar wij en onze de bagage net aan in passen. Om half zes zijn we op Schiphol, waar Peter ons gedag zegt en waar al een uitgeleide-comité staat: Paula en kinderen plus aanhang. Gezellig drinken we iets en dan is het tijd om door de douane te gaan. Ruud moet namelijk nog een noodvoorraad oude jenever en andere versnaperingen kopen.

Mooi op tijd stijgt het stampvolle vliegtuig op. Het achterste deel van de cabine is omgebouwd tot vrachtruim, voorin kan er geen kip meer bij. Volgens de stewardess zijn zelfs alle klapstoelen bezet. De vlucht volgt het gebruikelijke patroon van drinken, eten, drinken, slapen/film, drinken en eten. De dames zijn er maar weer druk mee.

Volgens Ruud is de film 'Twister' vertoond. Niets van gezien, lekker geslapen. Trouwens, zo'n wervelwindfilm, is dat wel iets voor in een vliegtuig? Worden de passagiers daar niet zenuwachtig van? Niet bijzonder. Het feit dat er veel meer rokers aan boord zijn dan plaatsen voor rokers brengt heel wat meer onrust teweeg. Als er naar mijn idee een hele rij voor de w.c. staat, blijkt dat niets anders te zijn dan opstellen voor een ruilplaats in het rokersgedeelte. Ze lijken wel niet goed bij hun hoofd, die nicotine-verslaafden.

 

 

14 oktober

Keurig op tijd landen we in Johannesburg. De afhandeling door de douane verloopt vlot. Er zijn zes douaniers, evenredig verdeeld naar huidskleur en geslacht: twee zwart, twee bruin en twee wit; drie vrouwen en drie mannen. In de hal staat Paul op ons te wachten. Hartelijk worden we verwelkomd. We drinken koffie op het vliegveld en gaan dan met hem mee naar zijn huis.

De auto wordt geregeld: een Toyota Venture, een model dat je bij ons niet ziet. Prima wagen, er kan genoeg in. De versnellingsbak is niet zo geweldig meer, maar vooruit. De richtingaanwijzers en ruitenwissers zitten precies andersom bij het stuur, het verkeer is immers links. Dat krijgt Ruud niet zomaar ineens in zijn systeem geprogrammeerd.

Paul rijdt voor ons uit naar zijn huis. Gelukkig maar, het zou ons veel moeite gekost hebben het zelf te vinden.

Het is heel leuk om Paul en Rusty weer te zien. Ze wonen in een groot huis met veel kamers en een zwembad. Wat ik ervan begrijp is dat Rusty het heeft geërfd van familie in Zimbabwe, die jaren geleden vermoord is.

Ze hebben vijf man personeel, onder andere een mevrouw die op de zeer demente moeder van Rusty past. De moeder komt even bij ons aan tafel zitten. Op zeer beschaafde wijze vraagt ze ons vijf keer achter elkaar waar we vandaan komen. Als je erg beschaafd bent blijf je dat blijkbaar, ook als Alzheimer heeft toegeslagen.

We krijgen eten, drinken, een rondleiding. We gaan even uitgebreid naar de badkamer. Daar moet ik toch constateren dat schoonmaken en schoonmaken twee is, en dat er wel eens een klusjesman zou mogen komen om alles weer netjes aan de muur te schroeven. De eetkamer staat vol met keukengerei, want de keuken wordt gerenoveerd. Vol trots laat Rusty het graniet zien voor het aanrecht. Het komt uit een groeve vlak bij Johannesburg en ik moet zeggen, het is prachtig.

Een paar dagen geleden ging er een enorme onweersbui over de stad. Door een blikseminslag kwam de halve wijk zonder stroom te zitten en er zijn nogal wat elektrische apparaten beschadigd. Bij Paul en Rusty is de schade 15.000 rand en de verzekering was niet blij.

We praten nog over het bezoek van Koningin Beatrix aan Zuid-Afrika. Ze was een 'big hit', volgens Paul.

Eigenlijk willen ze liever dat we een nacht blijven, maar Johannesburg spreekt ons niet zo aan. Om 10 uur nemen we voorlopig afscheid. Paul geeft ons een doos met lekkere wijnen en geleidt ons naar de snelweg naar het noorden. We wuiven nog eens en daar gaan we dan, zelfstandig de links rijdende buitenwereld tegemoet.

Via Pretoria rijden we over de N1 naar het noorden. In Nijlstroom doen we boodschappen, we willen onder andere flessenwater kopen. Als dat na een uitgebreide speurtocht niet te vinden is, kunnen we niet anders doen dan concluderen dat drinkwater kennelijk geen probleem is.

Mooi op tijd zijn we in natuurgebied Nijlsvley. Er zit niemand bij de poort. We moeten onze namen noteren in het gastenboek en mogen vervolgens een plekje op de camping zoeken. We zetten de tent op bij een kraan die een klein beetje lekt. In het betonnen bakje eronder staat water waar geregeld vogels komen drinken. Agressief zoemende bijen ook.

Tot het donker verkennen we het park en vermaken ons een poosje in de schuilhut bij het water. Als we terugwandelen stopt er een auto met drie blanken erin. Er springt een man uit die ons vraagt waar de 'action' is. We wijzen hem de steiger die naar de hut loopt, maar het valt niet mee (in het Engels) contact met hem te krijgen. Hij blijkt een geëmigreerde Belg te zijn die met Belgische familie - ook net gearriveerd - op pad is. Het hele gezelschapje maakt een nogal gespannen indruk.

Als het donker is gaan we terug naar de tent, eten wat en gaan vroeg slapen.

 

 

De nacht van 14 op 15 oktober

Het is warm. De voortent is opengebonden om althans nog enig idee van frisse lucht te hebben. Het muskietengaas zit natuurlijk wel goed dicht. De cidaden, krekels en dergelijke maken een groot kabaal.

In de loop van de nacht worden we wakker. Het waait en het onweert heel in de verte. We horen de windvlagen al van verre aankomen door de boomtoppen. De tent moet dicht. Ruud loopt meteen een rondje om te controleren of de haringen we goed in de grond staan. In de verte bliksemt het. We vallen weer in slaap.

Een paar uur later word ik weer wakker. Onweer en wind zijn weg. Het is erg warm en ik maak de tent open.

Om half 6 ben ik definitief wakker. Het is al licht.

 

 

Dinsdag 15 oktober

Een warme dag vandaag, waarop we toch nog heel wat activiteiten ontplooien. Als het een beetje licht is stappen we in de auto voor een bezoek aan de schuilhut. Voor het ontbijt hebben we al flink wat nieuwe soorten op de lijst staan. De vogels, daar komen we wel uit, maar in de verte staan allerlei herten en die zijn heel wat moeilijker te identificeren.

Na het ontbijt rijden we een rondje. We doen boodschappen in Naboomspruit. Een paar blanke dames staan bij de bakker in het Afrikaans met elkaar te praten. Moeilijk te verstaan. Tot er opeens en zegt: tot vrijdag. Brood is overal te koop maar heeft één bezwaar: het is niet gesneden. Thuis zou dat geen probleem zijn, maar hier heb ik geen broodmes. We kunnen met ons Zwitserse legermes van alles en nog wat doen - behalve brood snijden.

Tanken moeten we en loodvrije benzine kopen voor de brander. Op de grootste kruising van het dorp staan vier tankstations. Bij BP, Shell en Caltex is de loodvrije uitverkocht, alleen bij Total hebben ze wat. Men tankt het voor ons in een PE-fles. En dat gaat dus niet. Het komt er meteen doorheen en stinkt verschrikkelijk. Even buiten de bebouwde kom is een kantoor van een benzinemaatschappij. Daar krijgen we een enigszins aftands olieblik en nog wat loodvrije benzine.

Op het heetst van de dag gaan we in de schuilhut bij Vogelfontein zitten. De wandeling er naartoe, een kilometer schat ik, doet ons buiten onze oevers treden. Dankzij de wind is het in de hut zelf redelijk uit te houden. Mits je heel stil blijft zitten.

Bijtijds zijn we terug in het park, want om zes uur gaat het hek op slot. Niet duidelijk is wie dat doet, want er is geen bewaker te bekennen. Op dat moment is het nog licht genoeg voor een bezoek aan de schuilhut. Onderweg zien we het eerste grote wild: giraffes. Er lopen er acht door het dun beboste landschap. Merkwaardige dieren: ze lopen met een wat zwaaiende gang doordat ze twee poten aan één kant vrijwel tegelijk optillen. Hoewel giraffes erg groot zijn, vallen ze niet echt op in een land met geelbruine aarde en bruin-groene bomen en struiken.

In het donker rijden we terug naar de tent. Met de schijnwerper kijken we of er interessante dieren te zien zijn. Helaas niet. Wel word ik gebeten door een insekt dat tegen mijn vinger aanvliegt. Er is compleet een hapje uit.

 

 

Woensdag 16 oktober

Het koelde danig af vannacht, daardoor lekker geslapen. Ik ben er een keer uit geweest voor de gebruikelijke sanitaire nachtwandeling en om de tent dicht te doen. Het begon namelijk te waaien.

Om half 6 staan we op. Eerst rijden we een rondje om te vogelen, daarna ontbijten we en breken we de tent op.

De eerste kennismaking met Zuid-Afrika is achter de rug. Nu gaat we naar het noord-oosten, richting Krugerpark. In Potgietersrus doen we boodschappen. Bij een apotheek overleggen we over malaria-tabletten. We komen tot de conclusie dat de pillen die Paul ons heeft gegeven, paludrine en novaquine, voldoende zijn om het riskante deel van de vakantie te overbruggen. De mevrouw raadt ons aan om ook aan preventie te doen: spuitbussen en glycerine zeep. De sterke geur van de zeep moet muggen op afstand houden. Ik denk dat je er ook mee tussen de leeuwen kunt gaan zitten zonder dat ze trek in je krijgen.

De apotheek is al heel oud en er is een vitrine ingericht met oude krantenknipsels, boekjes en spullen. De oprichter van de zaak was een halve dokter als ik het goed begrijp.

In de loop van de middag rijden we door het voormalige thuisland Venda. Er is geen echte grens tussen Zuid-Afrika en Venda en we kunnen er gewoon met rands betalen. Verder is alles anders: zwarte mensen met een eigen cultuur. De bevolking woont op erven met drie of vier ronde huisjes erop. Er zijn erven en erven. Sommige zien er keurig uit, bij andere is het een rommeltje. Het maakt bepaald geen rijke indruk. Ruud gaat een zijweg in omdat hij een erf wil fotograferen. De enige kinderen die op straat zijn lopen op ons af. Ze zien er vies en arm uit. Zitten de andere kinderen op school en hebben deze geen geld voor een schooluniform? Het lijkt wel of ze bang voor ons zijn - of voor onze huidskleur.

In Thohoyandou, de hoofdstad van Venda, gaan we eten kopen. Fruit bijvoorbeeld, dat in diverse stalletjes langs de straat te koop is. Ananas, bananen (10 voor 1 rand), papaya (3 voor 4 rand) en avocado's (3 voor 2 rand). Venda ligt tamelijk hoog en het is er niet echt warm, hooguit een graad of 18. De meeste mensen zijn relatief dik gekleed.

Ruud parkeert de auto bij een supermarkt en gaat boodschappen doen, ik blijf op de spullen passen. Overal om ons heen staan Japanse busjes die zijn ingericht voor personenvervoer. Voor me zit een vrouw op de stoep. Ze heeft een tafeltje voor zich staan met chinese kool, appels en sinaasappels. Van alles een beetje. De opbrengst van haar eigen landje?

Even later komt Ruud mij halen. Er is een markt en die moet ik zien. Wat verkoopt men hier zoal:

• broodmessen (5 rand), precies wat we nodig hebben

• T-hemden met 'America' erop

• vijzels en stampers

• gefrituurde rupsen, een lokale lekkernij die er voor ons westerlingen evenwel erg onappetijtelijk uitziet

• lange smalle zakken met cornuco

• kleren, zowel nieuw als tweedehands

Voorts zien we een stalletje waar radio's en tv's ambachtelijk worden gerepareerd. De reparateurs schijnen geen angst te hebben voor elektrische schokken. De bedrading en dergelijke ligt er tenminste open en bloot bij.

Bij een winkeltje zitten vrouwen op elektrische en trapnaaimachines mooie lappen stof te borduren. Uiteindelijk ontstaat er een omslagdoek. Ik koop er een voor 110 rand en vraag aan de mevrouw of ze even wil voordoen hoe je zo'n doek draagt.

Heel mooi is de schoenmakerij en gelukkig spreekt de eigenaar Engels. Hij pakt een zeer aftandse schoen en legt uit wat hij ermee doet: er gaat een nieuwe zool onder, hij verstevigt de binnenzool, vernieuwt het stiksel en dan verkoop hij hem weer. Ongelofelijk. Hij zou graag oude schoenen uit Nederland hebben. Ik denk dat ze aan de schoenen die wij weggooien weinig zouden doen. Misschien een beetje verzolen en dan als nieuw verkopen. Ruud laat een van zijn schoenen lijmen. Dat moet wel een heel simpele klus voor dit soort vaklieden zijn.

In zo'n zwarte omgeving vallen wij natuurlijk heel erg op, maar het gaat op een leuke manier. Ruud maakt wat foto's - na het eerst gevraagd te hebben. De mensen maken een zelfbewuste indruk. Ze prijzen hun waren aan, maar niet op een hinderlijke manier. Je wordt hier duidelijk niet beschouwd als een lopende zak met geld.

Boodschappen doen we uiteindelijk in een grote supermarkt, een soort Aldi met grote hoeveelheden van weinig verschillende producten. We hebben afwasmiddel nodig, maar kunnen dat zo gauw niet vinden. Ruud vraagt het aan een mevrouw en die wijst een pot met een soort pasta-achtige VIM aan. Volgens haar is het goedkoop en toch goed. Later krijgt ik daar wel spijt van, want het is erg chemisch spul. Je kunt er ook badkamers en wc's mee schoonmaken.

Aan het eind van de middag arriveren we in Punda Maria, een van de toegangshekken van het Krugerpark. De administratie wordt in orde gemaakt, toegang betaald en entreebiljetten uitgeschreven. Vanzelfsprekend kopen we een boekje met plattegronden. Dat is wel even wennen, want het gaat niet net als bij ons van noord naar zuid maar van zuid naar noord. De wegenatlas lijdt aan hetzelfde euvel. Dat is erg omschakelen, temeer daar een verblijf op het zuidelijk halfrond toch al zo verwarrend is. Om 12 uur 's middags staat de zon in het noorden, houd je jezelf voortdurend voor.

Zodra we door het hek zijn treffen we duidelijke sporen aan van grote grazers: olifantenkeutels. Even later zien we de olifant zelf. Alweer een dier dat er in het wild een stuk indrukwekkender uitziet dan in de dierentuin.

We rijden naar de camping van Pafuri en zetten de tent op, zoveel mogelijk op een achterafje. Hier is het zo dat de camping omheind is en de dieren vrij rondlopen.

Het was een inspannende dag en dus vinden we dat we een alcoholische versnapering hebben verdiend. We openen een fles wijn, eten een papaya als voorafje en blik+pasta als hoofdgerecht. Heel vroeg gaan we slapen. Morgen komt er weer een dag.

 

 

17 oktober

Onze dagen in de Kruger Wildtuin beginnen met op tijd opstaan. Dat hoort zo. Als het hek van de camping open gaat moet je klaar staan om de wildernis tegemoet te trekken. Dat lukt de meeste kampeerders heel aardig, om een uur of zes lopen er al flink wat mensen rond.

In een rustig tempo rijden we naar het noorden en maken de rondrit door het noordelijke deel van het park tegen de wijzers van de klok in. De eerste helft is droog en dor, de tweede helft nat en groen dankzij de aanwezigheid van de rivier de Luvuvhu. Een spannende situatie ontstaat als we een bocht nemen en plotseling een olifant op het pad zien staan. Hij is duidelijk geïrriteerd, wat waarschijnlijk komt door een diepe snee die rondom zijn linker voorpoot loopt. Misschien heeft hij daarmee in een strik gezeten. Hij stampt met de gewonde poot, wrijft er overheen met zijn slurf en andere poten en gooit er met zijn slurf zand overheen. Vol respect rijden we een stukje achteruit en wachten tot de olifant in het bos is verdwenen. Omgang met olifanten hoef je niet te leren. Zodra je er een ziet weet je wat je moet doen: met respect bejegenen.

De tweede sensationele ontmoeting is 's middags. Met een gangetje van 40 rijden we over de weg als er opeens een leeuw voor ons uit de bosjes springt. Ruud staat zowat meteen stil. Er zit een acaciatak verward in de vacht. Het dier probeert drie dingen tegelijk te doen: ons in de gaten houden, weglopen en de tak losmaken. Het ziet er erg onbeholpen uit, maar na enig gekrab met een poot laat de tak los. Vol gekwetste trots gaat de leeuw achter een bosje liggen dat half over de weg hangt. Hij kan ons nog net in de gaten houden. Plotseling springt hij weer op, loopt om het bosje heen op ons af, pakt met zijn lippen iets van de weg en verdwijnt opnieuw achter het bosje. Dit laatste gebeurt allemaal heel snel. En dan is hij ook echt verdwenen.

Dat is dus les twee van vandaag: er zitten echt leeuwen en ook leeuwen zijn indrukwekkender dan op TV of in de dierentuin. We hebben al zitten mopperen dat je in de auto moet blijven zitten, maar bij nader inzien is dat helemaal niet zo'n slecht idee.

Toch zijn de emoties nog niet voorbij. Op de terugweg naar de camping zien we bij een meertje drie olifanten baden. Mooi gezicht, goed te fotograferen. Achter ons staat een auto. Als de olifanten uitgezwommen zijn klimmen ze aan onze kant van het meertje aan land. De auto achter ons raakt licht in paniek en rijdt snel weg. Wij doen het iets rustiger aan, zij het dat Ruud de motor laat draaien. Als de olifanten dichterbij komen rijdt hij achteruit - om tot de ontdekking te komen dat een meter of tien achter de auto nog een olifant staat, en niet zo'n kleintje ook. Gelukkig loopt dit dier via de bosjes rechtstreeks naar het water, dus niet over het pad. Zonder probleem kunnen wij deze dicht met olifanten bevolkte plaats verlaten.

 

 

18 oktober - Verjaardag papa

Om 5.30 uur staan we klaar bij het hek. We gaan naar het zuiden vandaag, maar eerst willen we de Mahoni-Omrit maken, een 25 kilometer lange rondrit om de camping heen. Een zeer fraai en tamelijk vochtig gebied. Een prachtig landschap, met veel mooie bomen en planten - en vogels natuurlijk.

De hele dag doen we er over om naar Shinwedzi te rijden. Daar ontdekken we vlak bij het kampeerterrein een opeenhoping van auto's, dus daar moet wat te zien zijn. In de berm liggen hyena's en in een duiker zitten er nog veel meer. Gelukkig duurt het nog even voordat het hek van de camping dicht gaat, er is genoeg tijd om ze uitvoerig te bekijken en te fotograferen. Er zijn volwassenen, halfwas beesten en ook nog hele kleintjes. Nu is het net een natuurfilm. De jonkies ravotten en stoeien. Ze zitten aan hun pikkie te likken en aan elkaar. Voor de mensen en de auto's hebben ze weinig oog.

Shinwedzi ligt op het samenvloeipunt van twee rivieren waar zelfs nu, aan het eind van de droge tijd, nog water in staat. Dat is een garantie voor mooie vogels en andere dieren. Er is een schuilhut bij de Kanniedooddam - mooie naam. Trouwens, er is ook een Wik-en-weegdam en een plaats die Buig of bars heet.

Kamp Shinwedzi is druk, want het is weekend. Er zijn veel kampeerders, kampeerauto's en caravans. We zetten de tent op bij het hek. Er lopen voortdurend hyena's langs die wel een botje lusten dat overgebleven is van de braai. De kampeerders braaien heel wat af en de geuren die daarbij ontstaan moeten een kwelling zijn voor de vleeseters buiten.

Naast ons staat een tent waarin vier jongens kamperen. Ze zijn afgezet door een pick up met volwassenen die òf ergens anders kamperen òf in een huisje verblijven. We raken met de buurjongens aan de praat. Ze komen uit de buurt van Tzaneen en gaan twee keer per maand de natuur in. Ze zijn blank en vertellen over hun leven. In het Afrikaans of het Engels, beide soms niet al te goed te verstaan. Ze vertellen moppen over domme zwarten, die ze nu zwarten of blacks noemen, maar onder elkaar altijd kaffers. Ik moet eerlijk zeggen dat ze een zeer kleingeestige indruk maken, hun verhalen getuigen van een buitengewoon grote bekrompenheid. Gaan er weleens meisjes mee de natuur in, vraag ik. Nee, nooit, natuurlijk niet, antwoorden ze verbaasd.

Om 9 uur is alles stil. Dan komen er van die stomme Afrikaanders voorbij, hard pratend en vlak langs de tent (ik hoop dat ze over de scheerlijn struikelen) die bij de jongens naar binnen roepen: en jongens, nog wat meegemaakt vandaag? Klaarwakker zijn ze weer en dan gaan er nog eens even flink tegenaan. Het houdt maar niet op. Nogmaals wandelt er een groep luid pratend langs de tent. Wat een stom volk zeg, ik krijg acuut een hekel aan ze. Zoals zij praten klinkt het Afrikaans echt als een kleutertaaltje.

Dan nemen we de volgende stap: oordopjes in. Ruud neemt zelfs zijn toevlucht tot een uiterste remedie: hij gaat tegen die knulletjes zeggen dat ze hun kop moeten houden.

 

 

19 oktober

Als we om vijf uur opstaan is het al een hele drukte op de camping. Er wordt gedoucht en - niet te geloven - gebadderd in de twee badkamers met ligbad! Om half 6, als het hek opengaat, staan we klaar. Via Mopani gaan we naar het Phalabora hek, waar we het park verlaten. We zijn op weg naar het buitenhuis van Roland en Norah.

We kunnen weer vaart maken. De route gaat via Mica en Bloedspruit. Een stukje verder gaat een asfaltweg naar het oosten en we denken dat we die moeten hebben. Er staat een bord met allerlei plaatsnamen maar de naam die wij moeten hebben, Argyll, is er nu net niet bij. Tsja, wat nu. Stukje verder langs de grote weg, maar er komt voorlopig geen zijweg en we weten zeker dat we allang voorbij de afslag moeten zijn. Terug naar de zijweg. Er komt gelukkig net iemand aangereden, die ons vertelt dat het wel degelijk de goede weg is. En nog geen 100 meter verder, maar vanaf de grote weg net buiten het zicht, staat inderdaad een bordje Argyll. De aanwijzingen van Roland zijn verder goed. Asfaltweg, onverharde weg, ingang van het park. We betalen 25 rand toegang.

Dit is sinds enige tijd de feitelijke grens met het Krugerpark. Veel privé-land, meestal marginale veeteelt, is in stukken verkocht aan rijkaards die hun geld goed willen beleggen. Ze kopen een stuk land en zetten er een huis op. De grond blijft veelal een soort collectief eigendom. Er wordt vergaderd over de bestemming die ze eraan geven en dat is vaak dat het bij het Krugerpark wordt getrokken en dat ze beloven hun gebied te beheren volgens de voorschriften van het park.

Andere stukken land blijven in één hand en worden omgebouwd tot zogenaamde lodges, waar je voor veel geld gegarandeerd wilde dieren kunt zien. Liefst de 'grote vijf': olifant, neushoorn, leeuw, luipaard en jachtluipaard. Die lodges zijn wel afgezet met hekken.

Bij de poort zit een vrouw die naar Ingwelala wil. We besluiten haar mee te nemen, hoewel die plaats niet op onze kaart staat aangegeven. We rijden langs het bordje 'Ndopflu', waar we heen moeten. Nee, de vrouw moet er hier nog niet uit. Een eind verder komen we bij het poortgebouw van een lodge. Dit is ook nog niet waar ze moet zijn, maar ze wil er hier wel uit. Het is wat moeilijk communiceren, want ze spreekt geen Engels, alleen haar eigen taal en een beetje Afrikaans. Dat is moeilijk te verstaan voor ons. Als we onze liftster uitgestapt is zegt ze 'baaie dank'. In veel landen waar je de taal niet spreekt kun je evengoed wel - via handen en voeten - wel contact met elkaar hebben. In Zuid-Afrika is dat heel lastig, het lijkt wel of zelfs het eenvoudigste contact tussen zwart en blank na al die jaren apartheid moeilijk zo niet onmogelijk is geworden.

We rijden terug naar het 'Ndopflu' bordje en slaan af. Ook daar een poortgebouw. We bellen aan en we worden welkom geheten. We staan al ingeschreven in het gastenboek. Gelukkig is er iemand bereid om voor ons uit te rijden naar het huis van Nora en Roland, want alleen hadden we het nooit gevonden. Naar mijn idee cirkelen we er drie keer omheen voordat we uiteindelijk op de parkeerplaats tot stilstand komen.

We worden hartelijk welkom geheten, krijgen eten en een slaapkamer met eigen badkamer. Nou, een douche gaat er inmiddels wel in. Paul en Rusty zijn vanmorgen gearriveerd uit Johannesburg.

Het huis is groot en interessant gebouwd. Een grote veranda, een grote kamer, een mooie keuken. En drie slaapkamers, twee boven en één beneden, met elk een eigen badkamer. Het grote probleem met het bouwen van een huis hier is dat de temperaturen nogal uiteen kunnen lopen. Het kan er 40 graden zijn, maar ook rond het vriespunt. Bovendien kan bij overvloedige regenval de droogstaande rivier voor het huis vollopen en zelfs overstromen. En dan de tuin. Er kan altijd een olifant langskomen om wat zorgvuldig aangeplante boompjes weg te werken.

Onze kamer is op de begane grond. We slapen op een soort veranda met kippengaas ervoor. Het geeft een bijna-buiten gevoel.

Als de ergste hitte geweken is gaan we op pad. Van 4 tot 6 maken we een ritje met de antieke jeep van Roland en Nora.

's avonds eten we vlees, rijs en salade, glaasje wijn erbij. Kortom, mensen van het goede leven. Ik wou dat ik zo'n huis had. Ik zou er niet vandaan te slaan zijn.

 

 

20 oktober

Een warme, warme dag vandaag. 's Morgens gaan we er nog wel op uit voor een ritje met de jeep, na de lunch zitten we voornamelijk heel stil op de veranda. Het is veertig graden in de schaduw. Toch doorstaan we deze temperaturen redelijk goed. Je moet je vooral niet inspannen, uit de zon blijven en je er niet druk om maken. En als je buiten je oevers treedt ga je lekker onder de douche.

Om een uur of vier, als de ergste hitte voorbij is, gaan we met de combi (= de volkswagen transporter van Roland en Nora) naar Ingwelala. Hee, dat is toch de plaats waar onze liftster van gisteren naartoe moest? We hadden haar net zo goed helemaal weg kunnen brengen, wat Ingwelala ligt niet ver van de plaats waar wij haar af hebben gezet. Dit park is ouder is dan Ndopflu en dichter bevolkt. Paul en Rusty hebben hier, samen met een ander echtpaar, een rondavel-huisje waar zijn in geen jaren zijn geweest. Voor hen is het meer een beleggingsobject dan een verblijfplaats. Omdat het niet zo praktisch ingericht was hebben ze het laten verbouwen en ze willen nu gaan kijken hoe het geworden is.

Het valt niet mee om bij het huisje te komen. De rechtstreekse weg is afgesloten in verband met reparatie van een dam. Dus moeten we door de poort en dan omrijden. De poort wordt bewaakt door een zwarte man bij een slagboom. Er moeten namen worden genoemd, identiteitsbewijzen getoond en fooien gegeven. Na enig heen en weer rijden komen we bij een droge, zanderige rivierbedding. Aan de overkant moet het zijn. We verzamelen moed en stappen de hete buitenlucht in. We ploegen door het mulle zand naar de overkant. Rusty vraagt een paar keer aan Paul of we echt niet de sleutel van het huisje moeten halen bij het kantoor.

Als we langs de oever omhoog zijn geklommen slaat de verbijstering toe. Nou, een sleutel is absoluut niet nodig. Is dit een huisje in staat van verbouwing? Het lijkt meer op de restauratie van het Fort van Nizwa. Er staan twee torens, een van een meter of tien hoog met daar omheen een van vier meter hoog. Kale muren zijn het, meer niet. In de binnenste toren zit geen raam. In de buitenste wel, maar erg kleine. Alles wat er vroeger in zat, keuken, badkamer en slaapkamer is uitgebroken. Er ligt een geiser voor oud vuil op de grond.

Bij stukjes en beetjes horen we het verhaal achter de verbouwing. Het oorspronkelijke huisje had eveneens twee torens als grondplan. Ze vonden de binnenste wat ruim, de buitenste wat krap. Toen de wensen besproken werden met de aannemer, bleek dat verbouwen lastig was. Uiteindelijk werd besloten de binnenmuur iets naar binnen te zetten en de buitenmuur iets naar buiten. Ik weet niet wat voor aannemer ze hadden, want zelfs ik begrijp dat zoiets onmogelijk is. Bij rondavels kan je niet zomaar de muren verplaatsen. Dat heeft altijd gevolgen voor de dakconstructie. Nora vraagt Paul of hij dan geen tekening heeft gezien. Jawel, zegt Paul, maar dat is een plat ding, daar kan ik me niets bij voorstellen. Hebben ze dan niet met de aannemer om de tafel gezeten? Nee, het overleg ging via de telefoon. Houdt er dan niemand toezicht? Nee, ze bellen soms.

Nadat wij alles hebben bekeken wat er te bekijken valt - en veel is dat niet - slaat de stemming om. De verbijstering maakt bij Rusty plaats voor berusting en bij Paul voor woede. We kunnen het beste weggaan, want hier wordt niemand vrolijk was. Alhoewel er ondanks alles iets aardigs in zit: twee zeer intelligente mensen, beiden arts en beiden van allerlei markten thuis, die toch geen kans zien om zo'n verbouwingsproject tot een goed einde te brengen. Trouwens, hun mede-eigenaars blijkbaar ook niet.

We gaan naar de auto en rijden terug naar Ndopflu. Als Roland het verhaal hoort stelt hij enkele vragen: hoe vaak ga je er naartoe (zeer zelden), kun je het met winst verkopen (ja), denk je dat het nog meer waard wordt (nee). Roland adviseert om te verkopen. Dan heb je er ook geen zorgen over.

Ondanks deze domper op de vreugde maken we er een gezellige avond van, met lekker vlees, salade en vooral veel wijn.

Terwijl we rustig zitten te praten begint het te waaien. Heel plotseling en heel hard. Overal vliegen dode bladeren door de lucht, zand stuift op. De boom met paarse bloesems wordt in één vlaag leeggerukt door de wind. Je verwacht dat iets dat zo plotseling begint ook weer abrupt zal stoppen. Maar dat is niet zo, de rest van de avond stormt het. We ruimen de tafel af en gaan naar binnen. Na de afwas wil iedereen naar bed. Het is ook al vrij laat.

Als ik de slaapkamer binnenkom zie ik dat de hordeur naar binnen is gewaaid. Overal liggen takken en blaadjes. Ik hoop dat er geen beesten binnen zijn gekomen. Dat is dus wel zo. Een gemeen steekbeest neemt mij nog net even te pakken.

We hebben afscheid genomen van Paul en Rusty, die morgenochtend vroeg terugreizen naar Johannesburg. Ze hebben ons op het hart gedrukt om het eind van de vakantie bij hen in Kaapstad door te brengen.

 

 

21 oktober

Een heel rustige dag vandaag. Ontbijt, ochtendrit, lunch, middagrit, diner, avondrit. De jeep rijdt nogal zwaar en Nora vindt het prima dat Ruud achter het stuur zit. We zien in de loop van onze ritjes het hele park nog een keer, brengen een bezoek aan het poortgebouw en maken een praatje bij een van de huizen in aanbouw. Het is een erg groot en uit de hand gelopen geval. Duidelijk niet ingericht voor de gezelligheid maar om zakenrelaties in onder te brengen. De eigenaar heeft zich niet aan de afspraken gehouden ten aanzien van formaat en bouwstijl. Hij heeft een vliegtuigje om hier snel te kunnen zijn. De eenvoudige landingsbaan hebben we tijdens onze ritjes wel zien liggen. Nora is hier niet over te spreken. De zwarte bouwopzichter, een zeer bekwaam persoon, houdt zich op de vlakte. Het is tenslotte zijn baan. Hij en de beheerder hebben alle huizen op het terrein gebouwd. Men spreekt hier Afrikaans, een taal die Nora goed beheerst.

 

 

22 oktober

We helpen Nora en Roland een beetje met het opruimen van het huis. De bedden worden afgehaald, de lampen opgeruimd. Er is geen elektriciteit. Koken gaat op gas, verlichting op olie- en gaslampen.

Om een uur of 11 nemen we afscheid. We moeten vooral af en toe van ons laten horen.

We rijden naar de Orpen-ingang van het Krugerpark. Al gauw nadat we weer in de wildtuin zelf zijn zien we een leeuwin met twee jongen. Ze hebben een prooi, zo te zien een impala. De leeuwin houdt de boel scherp in de gaten terwijl de jongen knabbelen aan wat losliggende ledematen, de restanten van hun maaltijd.

We doen boodschappen en bellen naar Skuzuza, naar Ferdi. Daarna rijden we naar Satara en zetten de tent op. Het is een grote camping, die vrij rustig is.

 

 

23 oktober

Vandaag van Satara naar Skukuza. Het is somber en betrokken weer. Later op de dag regent het zelfs en net als we zitten te lunchen onder het afdak van een picknickplaats begint het keihard te regenen. Verder maakt het niet uit dat het nat is, want je mag toch de auto niet uit.

De vochtigheid maakt het landschap buitengewoon sfeervol. Hoe verder de bomen weg zijn, hoe waziger ze worden.

In Skukuza moeten we niet het park inrijden maar afslaan richting dorp, diverse borden 'residents only' negeren, langs het zwembad rijden en bij de golfbaan linksaf slaan. Iedere tegemoetkomende auto groet, dat doen wij dus ook maar. De staf van het Krugerpark woont in een kleine nederzetting, iedereen kent iedereen, als je hier rijdt hoor je erbij en word je gegroet.

We moeten nog even vragen waar Ferdy en Barbara precies wonen, maar erg moeilijk is het niet.

Barbara heet ons van harte welkom, samen met haar dochter Amy van 2. Ferdy is nog op zijn werk. We installeren ons in de kamer van de zoontjes van Ferdy uit zijn eerste huwelijk.

Onder het genot van een kopje thee maken we nader kennis met elkaar. Als Ferdie thuiskomt maken we met hem een wandeling naar de golfbaan. Dat is zo ongeveer de enige plek waar je onbekommerd rond kan wandelen. Toch kunnen ook hier wilde dieren opduiken en er zijn in ieder geval nijlpaarden. Oppassen dus.

Ferdie vertelt over de golfer die met zijn golfballetje per ongeluk een impala doodde. Terwijl hij met het hertje naar het clubgebouw liep, werd hij op afstand gevolgd door een paar leeuwen.

Bij thuiskomst gaan wij onder de douche en dan dineren we. Maar zo simpel is dat niet. Barbara en Ferdie hebben namelijk een paar kennissen uitgenodigd: oma Lorna, haar dochter (n.n.) en haar kleinkinderen Tim en Chris. De jongens zijn twee en vier jaar oud. Er ontstaat een pandemonium. Als de kinderen met rust worden gelaten zitten ze vrij zoet te spelen. Ferdy vindt dat ze dat niet in de kamer moeten doen, maar in de kamer van Amy. Hij stuurt ze daar naartoe, maar dat willen ze helemaal niet. Ze willen spelen in de kamer waar wij borrelen. Vinden wij niet erg, maar de anderen wel. De kinderen worden voortdurend teruggestuurd en komen voortdurend weer terug. Chris van twee is een beetje ziek en helemaal niet aanspreekbaar. Amy wil steeds op schoot zitten. Wij praten over van alles en nog wat, de kinderen worden door alle tegenwerking steeds rumoeriger en uiteindelijk barsten ze om beurten in huilen uit.

Besloten wordt dat dit zo niet langer kan duren. Moeder en kinderen vertrekken maar weer naar huis, Amy gaat naar bed, wij gaan eten. Maar Amy gaat niet slapen. Ferdy en Barbara zijn vier weken naar Europa geweest, daar kent Ruud hen van. Oorspronkelijk was het idee dat oma bij Barbara in huis zou komen, maar dat wilde oma bij nader inzien niet en daarom heeft Amy bij oma in Pietermaritzburg (of zo) gelogeerd. Dat kind heeft dus vier weken lang onder vreemden gebivakkeerd in een vreemde omgeving. Als je twee bent, en inmiddels een en ander vrij goed in de gaten hebt, werkt dat erg ontregelend. Bovendien is ze volgens mij bij oma geen moment met rust gelaten en gesust met zoetigheid. Het resultaat is een kind dat voortdurend op schoot wil en snoep en koek.

Het valt mij op dat Zuid-Afrikanen niet erg consequent zijn in hun opvoedingsmethoden. Het ene moment knuffelen ze een kind bijna dood, het andere moment willen ze er niets van merken.

Barbara steekt er na verloopt van tijd een half uur in om Amy in slaap te laten vallen, wij drinken enkele flessen wijn leeg en om een uur of elf gaat iedereen te bed. Wij hebben een eigen wc en badkamer.

Aan de inrichting van het huis is veel zorg (en geld) besteed. Toen Ferdy en Barbara in Europa waren zijn ze ook naar Engeland geweest, voornamelijk om duur sieraardewerk te kopen.

 

 

24 oktober

Ruud is al vroeg wakker en staat op om een wandeling te maken. Barbara heeft met een vriendin afgesproken om boodschappen te doen in Nelspruit. Om zeven uur zullen ze vertrekken. Om kwart voor 7 vraagt ze mij waar de sleutels van onze auto zijn, want die staat voor de hare. Voordat ik aangekleed ben komt ze alweer binnen: Ruud is zo slim geweest de sleutels in het contact te laten zitten.

Om half 8 sta ik op. Betty, de zwarte dienstbode, is in de keuken aan het afwassen.

Even later wordt Amy wakker en meteen heel lastig. Ik wil me nergens mee bemoeien, maar als Betty haar direct een schone luier had gegeven, had aangekleed en een boterham had klaargemaakt, was er denk ik niet zoveel aan de hand geweest. Maar het arme schaap loopt in haar ponnetje rond met een vieze luier om en begint meteen om een koekje te zeuren. Betty spreekt Afrikaans en zegt: 'Amy, niet zeuren'. Maar Amy krijgt toch haar koekje.

Betty wil ons vuile goed wel wassen, dus ik zet het voor haar klaar.

Wij gaan er zelfstandig op uit. In de winkel van Skukuza kopen we onder andere een wilde(knuffel)hond. Daarna een rondje rijden.

Om 2 uur zijn we in het kantoor van Ferdie. Hij is hoofd civiele dienst van het park en vertelt daar wat over. Daarna neemt hij ons mee in zijn 'bakkie' om de waterzuiveringen te zien.

Hij klaagt dat het systeem niet goed werkt. Gelukkig is het allemaal nogal royaal opgezet, waardoor het eindresultaat nog niet eens zo slecht is.

Een zwarte medewerker loopt de graskanten te maaien. Volgens Ferdie zit er een enorme krokodil in een van de vijvers.

Hij vindt het geloof ik wel leuk om ons mee te nemen, want er volgt ook nog een rit over de landtong tussen de samenstroming van de rivieren de Sabie en de Sand. Ruud staat achter in het bakkie, ik zit in de cabine. Bij een zijpad horen Ferdie en ik een doffe dreun. Vlak achter de auto is een grote tak uit een boom gevallen. Hoe ver was dat achter ons, vraagt Ferdie. Eén hartslag, volgens Ruud. Was er toch bijna één toerist minder geweest in Zuid-Afrika. Als we nog eens goed kijken was het niet zomaar een tak, maar eerder een halve boomstam.

Als we terugrijden door de rivierbedding komt een auto ons tegemoet stormen. De weg is niet breed genoeg om elkaar te passeren. De bestuurder is gedwongen achteruit te rijden en toont zich daarover verbolgen. Hij dacht dat auto's op de dam voor hem uit moesten wijken. Daar zijn volgens hem de 'haventjes' voor gemaakt. Het is een nogal macho-type, met het nodige op. Moeders zit naast hem, de de kinderen hangen op de achterbank. Ferdy vertelt dat hij pas de dam op mag rijden als die vrij is en dat hij zich behoort te gedragen. De man drijft de zaak niet op de spits en houdt zich in - in ieder geval tot we buiten gehoorsafstand zijn.

Wie zich niet aan de regels houdt kan een boete tegemoet zien. Wie zich herhaaldelijk of zeer ernstig misdraagt komt op een zwarte lijst te staan en mag het park niet meer in.

We stellen Ferdie voor dat hij en Barbara met ons uit eten gaan in het restaurant van het park. Ferdie voelt daar veel voor. Hij rijdt naar kantoor en wij gaan met onze auto weer naar hun huis. Barbara is inmiddels teruggekeerd van het boodschappen doen en vindt het uit eten gaan een goed idee.

We douchen en gaan eerst met Barbara en Amy een bezoek brengen aan Ian en Lorna. Lorna hebben we al ontmoet tijdens het diner met kinder-crisis. Haar man Ian is de ecoloog van het Krugerpark en doet bij gebrek aan een ornitholoog de vogels erbij. Tim, Chris en hun moeder hebben de afgelopen dagen bij Lorna gelogeerd, terwijl hun vader (n.n.) op stroperspatrouille was. Hij is ranger en altijd als hij op pad gaat logeert zijn gezin uit veiligheidsoverwegingen bij Lorna en Ian.

We praten over vogels en andere zaken. En, geheel voorspelbaar met zes volwassenen en drie kinderen, ontstaat er wederom een pandemonium. Chris is zo ziek als een hond en huilt en hangt bij oma op schoot. Tim kent de weg en voert zichzelf en Amy koekjes. De ouderen sturen hen naar de TV-kamer en daar worden de kleintjes erg opstandig van. Ze pikken nog maar eens een paar koekjes en limonade. Er wordt geknoeid, gegild en gehuild. En dat komt alleen maar doordat ze niet met rust gelaten worden maar de hele familie zijn best doet om ze rustig te krijgen.

Afijn, na een poosje gaat Chris met zijn vader en moeder naar de dokter en gaan wij weg. Als we terugkomen is Amy over haar slaap heen. Aan de zwarte dienstmaagd Betty de eer om haar zoet te houden.

Met de auto van Ferdy gaan we naar het grote restaurant in Skukuza. Hij heeft daar toestemming voor moeten vragen, want het is niet de bedoeling dat de werknemers van het park in het wilde weg nachtritjes gaan maken.

Het is er tamelijk druk, maar gelukkig is er voor ons nog een tafeltje. Het meubilair is loodzwaar, namelijk gemaakt van biels.

Het eten is goed verzorgd, namelijk een buffet met soep, vis en vlees, salades en zoetigheid toe. Heel lekker.

Als we om 9 uur weer thuiskomen is Amy nog op en klaar wakker. Betty gaat naar huis. Wij gaan naar bed. Barbara slaapt bij Amy op de kamer.

 

 

25 oktober

Vroeg opgestaan. Aanvankelijk waren we van plan om met de auto op pad te gaan, maar we bedenken dat het wel aardig is om te gaan wandelen nu het nog kan. We lopen een rondje over de golfbaan en genieten van onze tijdelijke vrijheid.

Weer terug bij Barbara verzorgt zij een ontbijt met spek en ei. Zelf eet ze alleen een beetje yoghurt. Amy komt bij mij op schoot. Als ik wil gaan eten zet Barbara haar in de kinderstoel. Brullen natuurlijk. Bij haar psychische problemen (verlatingsangst zal ik maar zeggen) schijnt Amy ook nog eens ernstige luieruitslag te hebben. Geen wonder als zo'n kind voortdurend een luier aanheeft en soms nog een vieze ook. Barbara is denk ik te Engels en te preuts om haar in haar blootje te laten lopen. Betty krijgt opdracht om Amy in de wandelwagen mee uit te nemen. Barbara verontschuldigt zich voor het gedrag van Amy. Ik zeg maar dat we wel vaker meemaken dat kinderen dwars liggen, en dat de ouders zich meestal meer generen dan wij.

Na het ontbijt nemen we afscheid van Barbara en Amy. Ferdy is aan het werk, die hebben we gisteravond gedag gezegd. We gaan op weg naar Krokodilbrug. Na een kilometer of tien gereden te hebben doemt er een olifant voor ons op. Hij loopt midden op de weg in onze richting. De twee auto's voor ons stoppen en rijden achteruit. Dat doen wij dan ook maar. De auto's die ons achteropkomen volgen dit voorbeeld. Het resultaat is dat er na een tijdje een stuk of tien auto's achteruit rijden.

Zodra de weg breed genoeg is om te keren doet Ruud dat en zijn voorbeeld wordt nagevolgd. Als we een bus met toeristen tegenkomen vragen wij ons af of we de chauffeur moeten waarschuwen. Natuurlijk niet, dat vinden die mensen juist mooi!

Bij een zijweg slaan we af. Het is een soort parallelweg die ons de goede kant uit leidt. Even later zien we dat de olifant nog steeds aardig wat auto's voor zich uitjaagt. Dat schijnt zijn grote hobby te zijn. Iemand vertelt ons dat hij dat gisteravond ook deed en dat ze daardoor om moesten rijden en met wel tien auto's te laat bij de poort waren. Ze konden het gelukkig uitleggen, anders had het nogal wat geld gekost. Op te laat bij de poort komen staat een boete van tientallen rands.

Heel rustig rijden we via ongeasfalteerde wegen naar Krokodilbrug. Onderweg zien we vogels, leeuwen, olifanten. Als wij stoppen voor vogels komen er vaak auto's naast ons staan om te vragen of we wat zien. Bij het antwoord 'vogels' kijkt men ons veelal vol onbegrip aan en rijdt verder.

We zien een olifant drinken bij een waterput. Hij zuigt water op met zijn slurf, doet het uiteinde in zijn mond en spuit het erin. Geen erg efficiënte methode. Er gaat veel water verloren en de slurf raakt niet helemaal leeg. Als die weer naar beneden hangt loopt er nog heel wat water uit. De olifant komt even overeind om de situatie te beoordelen (er zit water tussen ons en hem) en gaat dan weer rustig verder met knoeien.

Bij de Mac waterpoel aan het Nhlowapad staan we even rustig om ons heen te kijken bij een poeltje. Plotseling zie ik een neushoorn uit de bosjes komen aan de overkant van het water. Even plotseling roep ik 'kijk nou eens'. Ruud schrikt zich wild van mijn enthousiasme. Hij denkt minstens dat er een olifant pal achter de auto staat.

Dit is het 'elanden-dilemma'. Toen wij jaren geleden eens door Zweden reden, zag ik aan mijn kant van de auto een eland staan. Ik wilde Ruud niet aan het schrikken maken en zei voorzichtig: een eland. Het kwam er echter zo bescheiden uit, dat het pas na enige tijd tot hem doordrong. Wat zei je? Eland? Remmen, in zijn achteruit en terugscheuren. Eland weg. Op de motor door Schotland rijdend, nog langer geleden, zag ik een middelste zaagbek met jonkies. Stop, schreeuwde ik. Het werd een noodstop omdat Ruud dacht dat er iets met de motor aan de hand was. Dus wat moet je doen? De gulden middenweg heb ik nog steeds niet gevonden.

De neushoorn stapt rustig naar het water, drinkt wat, wroet met zijn hoorn in de modder, maakt een uitstapje langs de waterkant en wandelt dan weer heel rustig het bos in. Af en toe laat hij zijn hoofd op de grond rusten, alsof het hem allemaal te veel en te zwaar wordt.

Tijdens het laatste stuk naar Krokodilbrug zien we vrij veel neushoorns. Nu hebben we geen tijd om uitgebreid te kijken, dat gaan we morgen doen.

 

 

26 oktober

De laatste nacht in het Krugerpark. Krokodilbrug is een vrij kleine camping. Je kunt wel al zien dat de vakantietijd voor de deur staat, want het is er vrij druk.

Ik heb slecht geslapen. De wekker is weg, vermoedelijk hebben we die bij Ferdy en Barbara op het nachtkastje laten staan. Ik weet niet waar mijn horloge is, dus ik lig maar te hanewaken. Wordt het al licht? Plotseling weet ik waar mijn horloge is: het zit gewoon in het tentzakje. Het is vier uur, ik kan nog een uurtje slapen. Precies op tijd, om vijf uur, word ik gewekt door het ochtendconcert van de vogels.

We breken op, pakken in, halen heet water in het afwasgebouwtje en zijn weg.

Als we net het park uit zijn zien we een troep wilde honden. Buitenkans! Het zijn schaarse dieren waar er in heel Afrika nog maar zo'n 5000 van over zijn. Ze zijn prachtig om te zien: hoog op de poten, bont gevlekt, pienter koppie en mooie oren.

Als we de route van gisteren een stukje terugrijden zien we neushoorns. Prachtige beesten.

We treffen het, want er ligt ook nog een leeuw een eindje van de weg. Er staat een auto bij en de inzittenden vertellen dat hij vlak voor hen de weg overstak. Zo'n leeuw gaat erg op in het landschap en je zou er gemakkelijk voorbij kunnen rijden.

We rijden naar het zuiden, naar Jeppe's Reef, de grenspost met Swaziland. Er moeten formulieren worden ingevuld en paspoorten gestempeld. Swaziland is een zelfstandige staat en dat zullen we weten. Gelukkig kun je er met rands betalen.

Vlak over de grens, in Matsamo, doen we boodschappen. Eerst levensmiddelen in de supermarkt en daarna schoenen (12 rand) voor mij en sokken voor Ruud in een soort Zeeman. De kledingzaak maakt een erg rommelige indruk. Als de mensen niet netjes in de rij bij de kassa gaan staan springt de (blanke) bedrijfsleider naar voren om hen nogal grof terecht te wijzen.

Swaziland is zwart. Voor het eerst zien we kinderen die het 'geld' gebaar maken als we langsrijden. Richting Nationaal Park Malolotja staan er veel soevenirstalletjes aan de kant van de weg. Bij een ervan begint een dansgroepje van een stuk of tien jongens, gehuld in grasrokjes, een dansje op te voeren als ze ons zien naderen. Als blanke val je hier behoorlijk op. Zodra we voorbij zijn houden ze op met springen, maar we weten dat er een bus met Franse toeristen aankomt, die was tegelijk met ons bij de douane. Misschien kunnen ze daar nog wat aan verdienen. Zo gaat dat toch met groepen?

Om 2 uur zijn we in het park. We verzorgen de gebruikelijke formaliteiten en mogen een plekje zoeken op het kampeerterrein. Nou, ik moet zeggen, zoiets moois heb ik nog niet vaak gezien. Zeer knusse plekjes, keurig onderhouden gras. Het duurt wel even voordat we het mooiste en luwste plaatsje hebben uitgezocht. We lunchen bij de tent en gaan een stukje rijden - en zelfs wandelen. Wat een verademing, dat je onbekommerd rond mag lopen. Het landschap is heel anders dan we gewend zijn. Het bestaat uit met gras begroeide (hoge) heuvels. En dan de bloemenzee! De temperatuur is lekker fris.

Het kampeerterrein is zo goed als leeg, maar wij hebben uitgerekend onze tent vlakbij anderen opgezet. We bieden onze verontschuldigingen aan, maar de buren vinden het niet erg. Dat heb je waarschijnlijk in een dunbevolkt land. Het zijn Zuid-Afrikanen die naar Swaziland gaan als ze eens de wat minder beschaafde wereld in willen. Nu het nog licht is ga ik even onder de douche. Er is geen licht in het washok. Met de zaklantaarn kijk ik eerst even of er enge beesten zitten. Gelukkig niet. Het warme water komt uit een bijzonder soort boiler die gestookt wordt op houtvuur.

 

 

27 oktober

Het was een onrustige nacht. Het waaide nogal, het onweerde in de verte en er viel een beetje regen. Gelukkig stonden we in de luwte van de bosjes zodat de tent niet al te erg klapperde.

We breken vroeg op en rijden naar het eind van het pad. Lekker weer om een stukje te lopen, vinden wij. Eerst gaat het bergje af, dan langs een beekje, bergje op, bergje af en we eindigen met een klimmetje. Op een kopje zitten we poosje naar het landschap te kijken. In de verte zit een kolonie 'kale ibissen', een zeer zeldzame vogel. De lucht is fris, de zon schijnt fel. De terugtocht is zweten en het laatste klimmetje zwaar. Nog maar heel zelden smaakte vruchtensap zo lekker.

Om koffie te drinken rijden we naar een stuwdammetje. Idyllisch plekje: meertje, riviertje, beschutting onder een mooie boom.

Als we naar de uitgang van het park rijden worden we gestuit door een colonne tegemoet komende auto's. Ze stoppen nog ook. Ruud gaat vragen wat er aan de hand is, want passeren is onmogelijk. Het blijkt een plantenexcursie te zijn en de leider vraagt enig geduld. Vooruit dan maar, het is tenslotte vakantie. We scharen ons onder de excursiegangers en men wijst ons op enkele bijzonder mooie en speciale plantjes. Je mag hier van alles doen, behalve in het donker rondrijden en planten beschadigen.

Bij de uitgang doen we boodschappen in een soort kampwinkel. De eigenaar (denk ik) is zwart, hij wordt geholpen door een blanke dikzak met een woeste baard. Diens zoontje van een jaar of zeven loopt er ook rond en maakt een doodsmak over een bak die op de grond staat. Brullen.

Om half 12 rijden we het park uit. Via Mbabane en Manzini rijden we richting Lomasha. Armelijke dorpjes, langzame vrachtauto's en de smalle bergweg geven het geheel een exotisch karakter. Manzini zelf ziet er, vanaf de grote weg dan, min of meer westers uit. Volgens de boeken zorgen de koning van Swaziland en zijn familie goed voor zichzelf. We zien tenminste fraaie huizen en nogal wat Mercedessen.

Vlak buiten Manzini staan enkele tientallen souvenirstalletjes langs de weg. De verscheidenheid aan waren is groot, we besluiten wat tijd te steken in het kopen van souvenirs. Ze hebben houten en stenen dingetjes in allerlei soorten en maten. We kopen het een en ander. De kooplui zijn vriendelijk, ook al koop je niets. Afdingen kan, maar soms is het zo goedkoop dat we dat niet eens doen. Ik schrijf wel we, maar het afdingen laat ik geheel aan Ruud over.

We overnachten in Nationaal Reservaat Mlatula. De camping is zeer groot, wij zijn de enige kampeerders. Ook nu ga ik lekker douchen terwijl het nog licht is. Ik wil ook wel kleren wassen, maar het washok zit onder de keuteltjes. Dat moet haast wel van vleermuizen zijn. De dieren zelf zijn nergens te bekennen.

We zijn vanmiddag op bezoek geweest bij Steve, de ecoloog van het park, die zich tevens met vogels bezig houdt. Hij is Amerikaan en bevindt zich in het gezelschap van een Canadees meisje. Ik vertel dat we een paar keer in Canada zijn geweest. Misschien had ik dat niet moeten doen. Ze trekt zich terug aan tafel en begint melancholiek voor zich uit te staren.

Wat Steve en zij voor wetenschappelijk werk doen wordt niet duidelijk. Vooral tellen, waarschijnlijk. Ze vinden het leven in Swaziland heel kalm. Het leven is er vrij duur maar niet onaangenaam.

De nacht is vol met natuurgeluiden. We maken een nachtritje, constateren dat het washok volhangt met vleermuizen en gaan slapen. Genoeg meegemaakt vandaag.

 

 

28 oktober

Deze dag doen we heeeeel rustig aan. We staan om vijf uur op en rijden met de auto naar het krokodilmeer en het nijlpaardmeer. Onderweg stoppen we frequent voor vogels. We maken zelfs een kleine wandeling.

Om half 3 is het 30 graden in de schaduw. We installeren ons onder het afdak van de picknickplaats en werken eerst maar weer eens een litertje of wat sap weg. Ik maak warm eten van krielaardappels die we van Norah hebben gekregen en een blik 'Smoorsnoek', die volgens het etiket 'oceanfresh' is.

Om een uur of vier begint de temperatuur iets te dalen. We vogelen wat bij de spoorbrug, gaan naar de tent voor chocolademelk met ouma's en gaan er op uit voor een nachtritje. Ik houd de lamp vast. De tocht is leuk, maar ik krijg een beetje de zenuwen van alle insecten die tegen mij aan vliegen.

Laat, namelijk over negenen, gaan we naar bed.

 

 

29 oktober

Bij het krieken van de dag staan we op. We hebben geen wekker nodig, de vogels maken ons wel wakker. We breken op, zetten een thermoskan heet water en vertrekken. Dit (oostelijke) deel van Swaziland ziet er heel anders uit dan het westen. Het lijkt nog armer. We zien mensen water halen in plastic vaatjes, op de kruiwagen of met een speciaal karretje.

Bij Big Bend gaan we Swaziland uit. Eerst melden we ons af bij de Swazi-douane. Als ik mijn paspoort pak ziet de beambte geld. Is dat jullie geld, vraagt hij. Ik laat hem ons tientje zien, het blauwe met Frans Hals. Ze vinden het om te lachen, het ziet er helemaal niet geld-achtig uit. Ruud wil ze een lesje leren en pakt een briefje van honderd. Ziet er ook niet als geld uit, maar na enige uitleg spreken ze hun bewondering uit voor de slimmigheden die erin zitten om vervalsing tegen te gaan. Het briefje gaat van de een naar de ander en ook de collega's die langslopen moet het zien. Zodra ik even de kans krijg pak ik het maar weer terug en berg het op. Deze achterdocht is denk ik niet terecht, uit absoluut niets blijkt dat ze op onze guldens azen. In ieder geval gaat het er heel wat gezelliger aan toe dan bij de Zuid-Afrikaanse dame die bij het volgende loket zit. Eerst maar weer een immigratie-kaartje invullen. Met een stug gezicht noteert ze een en ander en controleert de computer. Daar zitten we immers - als het goed is - al in. We krijgen een nieuwe streepjescode (ook zoiets ongezelligs) en mogen dan verder gaan.

We zijn weer in Zuid-Afrika, in de provincie Natal.

We rijden richting Nationaal Park Mkuzi. Deze streek is zwart en zo te zien niet erg welvarend. Kleine dorpjes en verspreide bewoning met echt Afrikaanse erfjes met ronde huizen.

We doen boodschappen bij een soort Aldi (denk ik, ben ik nooit geweest). Groot, hoog en veel. Ze hebben geen draadstalen winkelwagentjes, maar karretjes van kunststof platen. We halen voldoende eten voor de komende dagen en voor mij een korte broek. Alleen de afritsbare korte broek is toch echt te weinig. De mensen die hier winkelen zien er schamel uit, ook de blanken. Er loopt zelfs een blank zwerverstype rond.

In Mkuzi schrijven we in en hier is het net als in het Krugerpark: in de auto blijven en niet 's avonds op eigen gelegenheid rondtoeren. De poortwachter vraagt ons of we zeker weten dat we willen kamperen. Hij heeft anders voor veel geld nog wel een huisje te huur. Het gaat vast regenen, morgen ook, en dan willen we toch niet in een tent zitten? Ja hoor, dat willen we wel.

Tot het donker is rijden we rond en we zien veel mooie plekjes. Als het begint te schemeren gaan we naar een vogelhut waar opgedroogd waterpoeltje voor ligt. Vogels zijn er niet, maar als we in het halve donker naar de auto teruglopen zien we niet ver van ons af drie grote donkere schimmen. Neushoorns, zegt Ruud. Ze staan op het pad. We houden ons stil en vragen ons af wat neushoorns eigenlijk voor dieren zijn. Zijn ze agressief, kunnen ze hard lopen, kortom: wat doen ze als ze ons in de gaten krijgen? We blijven even staan en dan pakt Ruud zijn camera met telelens. Hij richt op de neushoorns en de autofocus begint piepend in te zoomen. Dat is voldoende om ze een stukje weg te laten lopen. Met een omtrekkende beweging gaan we naar de auto. Waarschijnlijk was deze situatie niet echt gevaarlijk. Denk ik.

 

 

30 oktober

Nationaal park Mkuzi ligt een beetje op een achterafje. Via een aantal derde-werelds aandoende dorpjes kom je er. De mensen leven op hun land en van hun land. De huizen zijn ronde hutten van leem met een strooien dak. We zien dat mannen en vrouwen de grond bewerken met een hak. De kinderen lopen rond in schooluniform, ze gaan naar school en dan leren wat. En dan? Naar de stad trekken lijkt mij de enige mogelijkheid om te kringloop geboren worden, het land werken en kinderen krijgen te doorbreken.

De dag brengen we door met rondrijden. Het is bewolkt, de temperatuur is zeer draaglijk. We maken een wandeling door het Grote Vijgenbos. Dat doet werkelijk tropisch aan, met al die hoge bomen en het vele vocht. De grond is modderig. Vannacht regende het en om een uur of 9 hoorden we onweer. Om de wandeling te kunnen beginnen moeten we over twee hangbruggen. We spreken een echtpaar dat hier al vaker is geweest, maar dat nog nooit over de twee bruggen hoefde (eng!) maar gewoon door de rivier kon stappen. We zien de vrouw wiebelend en schommelend de grote hangbrug oversteken. Voor het gemak houdt ze haar verrekijker in de hand, dan heeft ze maar één hand om zich vast te klampen aan de brugleuning. Ze draagt witte gymschoenen. Tenminste, ze zijn nog wit. Na de wandeling zullen ze een bruin uiterlijk hebben, dat kan ik garanderen.

In het bos houden zich diverse personen bezig met onderhoud aan de paden. Dat doen ze voornamelijk zittend.

Na de wandeling rijden we naar een picnicplaats, waar ik warm eten maak. Ik doe dat liever overdag dan 's avonds in het donker.

's Avonds gaan we met de night drive mee. De rit was eigenlijk volgeboekt, dat wil zeggen dat er 13 mensen in de wat groot uitgevallen jeep moesten. Gelukkig gaan er drie personen niet mee: 1 wegens een gebroken been, 1 met griep en 1 uit solidariteit met de andere twee. Met tien personen is de wagen toch al vrij vol: 3 x 3 op een bank + 1 voorin. We zien leuke dingen: 2 uilen, wat kleine katten en zeer veel vleermuizen.

Wij zijn de enigen van de camping en worden in kalm tempo met de schijnwerpers aan teruggebracht.

Op de camping zit een uil te roepen. Ruud neemt het geluid op en weet daarmee de uil mee te lokken richting tent. Kan ik hem ook even zien in het licht van de schijnwerper.

Om een uur of tien gaan we naar bed. Laat voor ons doen!

31 oktober

Het is heel mooi weer vandaag. De was die ik eergisteren heb gewassen, hetgeen vervolgens nog eens dunnetjes werd overgedaan door de regen, is nu zo goed als droog. We maken een korte wandeling bij de rivier. Eigenlijk is de wandeling niet kort, maar hij gaat steil omlaag naar het water. Dat houdt in dat we daarna weer steil omhoog moeten. Heb jij er zin in? Nee, ik ook niet. Veel te warm. Vanaf de hooggelegen rivieroever hebben we uitzicht op het leven buiten het reservaat. Simpele hutten, kleine landjes en mensen die op de akkertjes bezig zijn.

We gaan terug naar auto, ontbijten bij de picknick plaats en breken vervolgens de tent op.

We gaan weer op pad. Onderweg naar St. Lucia Bay zien we veel schoolkinderen. Vlak bij de kust wordt het toeristischer, er verschijnen stalletjes met houtsnijwerk en fruit. We kopen voor 5 rand 5 papaya's, voor 2,50 rand 10 kleine ananasjes en voor 2 rand 4 bananen.

De plaats St Lucia is erg toeristisch, met hotels, restaurants en andere pret-oorden. We doen er boodschappen en halen inlichtingen bij Natal Parks Board. Dan gaan we snel naar Cape Vidal. Eerst vragen we wat het huren van een huisje kost. Vandaag is dat 200 rand en morgen nog meer. Laat maar, we gaan wel kamperen. We zetten de tent op en begeven ons naar het strand. Het waait pittig, maar we willen nu gewoon even rustig zitten. Het opstuivende zand nemen we voor lief. Aan het eind van de middag gaan we naar de toren waar je walvissen kunt spotten. We zijn er samen met 2 Amerikanen die een paar voettochten door het Krugerpark hebben gemaakt. Dat wil zeggen, je verblijft een paar nachten in een tentenkamp en maakt overdag wandelingetjes. Bewaker met geweer mee.

1 november

We staan vroeg op en maken de wandeltocht die vlak bij de camping begint en ons door een soort duingebied voert dat dicht begroeid is met planten. Gelukkig hebben we het statief bij ons, want het pad zit vol met spinnenwebben. Af en toe hoor ik Ruud, die voorop loopt, een krachtterm uiten als hij ondanks het statief met zijn gezicht in een web loopt. Bij de ingang van het park word je gewaarschuwd voor krokodillen en nijlpaarden bij het meer. Die zullen er vast wel zitten, maar niet erg zichtbaar. Trouwens, mooi is het er wel.

Na het ontbijt doe ik de was. Er staat een droogmolen bij het washok, daar kan ik het natte goed mooi ophangen. Als echte toeristen begeven we ons vervolgens naar het strand. We lezen, snorkelen, zwemmen en smeren ons vooral vaak in met factor 23. Uit onervarenheid vergeten we een paar plekjes, met als netto-resultaat rode nekken en wreven en bij mij een verbrande voetzool. Dat gaat later verschrikkelijk jeuken.

Om vier uur rijden we naar een andere wandelroute. Er staat een bord bij dat je die maar tot half vier mag beginnen. Dan ben je ruim voor donker rond. Dat zal wel zijn vanwege de nijlpaarden die in het meer zitten en in de schemering uit het water komen om te gaan grazen. Als je hen dan voor de voeten loopt ben je nog niet gelukkig. Ze zijn nurks, snel en zwaar.

We rijden terug naar het strand en gaan op een duin naar walvissen zitten speuren. Dat levert toch een paar spuiters op en een dolfijn.

Weer terug op de camping dringt het tot ons door dat we gisteren toch wel erg dom bezig zijn geweest. We hadden in St. Lucia bier moeten kopen. In de kampwinkel hebben ze alleen souvenirs, frisdrank en noodvoedsel. Na deze toch wel actieve en warme dag snakken we naar een pilsje. We komen langs diverse tenten waar men heerlijk zit te slempen. Ruud raakt hierdoor zo van slag, dat hij helemaal verkeerd rijdt.

Wat is er aan deze noodsituatie te doen? Ruud gaat vragen of de buren, die een fikse voorraad hebben, een paar blikjes aan ons willen verkopen. Aardige lui, we krijgen zomaar zes koele blikjes Castle. Ik drink er twee leeg, Ruud één. Maar die had van de gulle gevers al een blikje gekregen.

Na het eten gaan we naar bed. Het is warm in de tent.

2 november

We beginnen de dag met de wandeling waarvoor we gisteren te laat waren: de Imboma-trail. Imboma is het zulu-woord voor nijlpaard. De route is 3,5 kilometer lang over vlak terrein. We lopen heel rustig en doen er zo'n twee uur over. Daarna rijden we een stukje naar het zuiden voor een wandeling naar twee schuilhutten. Vanmorgen was het geheel bewolkt en vielen er zelfs een paar druppels regen. Nu is de lucht strak blauw. Zweten dus!

Om 11 uur rijden we terug en om 12 uur installeren we ons op het strand. We eten papaya's en biltong, drinken sap, lezen, snorkelen en zwemmen. Het water is warm en heel helder. Helaas zijn er meer golven dan gisteren, dat bemoeilijkt het snorkelen. Ik heb er toch al problemen mee. De duikbril beslaat steeds. Wat ik ook probeer, niets helpt. Voortdurend kijk ik tegen een waas aan.

Om half 4 lopen we naar de uitkijktoren, hetgeen wordt beloond met bultruggen waarvan er een zelfs helemaal uit het water springt.

Om 5 uur lopen we langs het strand terug. Het strand is voornamelijk zand maar er zijn ook rotsen. Tussen de rotsen blijven bij eb poeltjes achter waarin krabben en vissen zitten.

Om 6 uur zijn we bij de camping. We hebben drie blikjes lauw bier, die Ruud gaat proberen te ruilen voor koude. Hij wandelt naar weer andere buren, een echtpaar met een stuk of zes kinderen, waaronder een klein jongetje dat geregeld in de gootsteen wordt gezet en afgespoeld. Ze zijn hier voor een lang weekend, helemaal uit Nelspruit. 's Avonds zingen ze met z'n allen.

De vader drinkt eigenlijk nooit Castle, alleen Amstel. Wij ook als we thuis, in Nederland zijn, zegt Ruud. Dat breekt het ijs. De 3 Castles ruilt hij voor 3 Amstels. Maar hij krijgt er ook een om direct op te drinken.

Ik vind Castle lekkerder dan Amstel. Het is bitterder.

Na het eten, om een uur of 8, gaan we naar bed.

3 november

Om vijf uur word ik wakker. In de tent is het benauwd en warm. Een blik op het thermometertje aan mijn kijker wijst uit dat het een graad of 25 is. We staan op. Het is bewolkt en vrijwel windstil.

Als we de tent hebben opgebroken rijden we in een rustig tempo richting St. Lucia. Bij een zijpad maken we een wandeling over een dijkje dat door een wat moerassig gebied loopt. Soms schotelt de natuur ons wonderschone beelden voor: in een lichtpaarse waterlelie zit een heel mooi kikkertje heel stil te zitten. Het is net niet echt.

In St. Lucia drinken we koffie op de oever van de lagune. Het is zondag en dus wordt er druk gerecreëerd. Als de (blanke) Zuid-Afrikaan zich ontspant doet hij dat met overgave. Het is 12 uur. Links van ons wordt gebraaid en beschaafd gedronken (bier). Rechts van ons gaat het er ruwer aan toe. Onder veel geschreeuw en geroep nuttigt men gebraaien vlees en sterke drank. Eén van de vrouwen van het gezelschap steekt, gehuld in een zeer strak wit pak, de lagune over, luid aangemoedigd door de rest.

In St. Lucia nemen we voor het eerst sinds tijden maar weer eens een goede maaltijd tot ons. Een visschotel bestaande uit vis, garnalen, kreeft en inktvis. Lekker. De bediening is attent.

Wij vervolgen onze weg naar Richards Bay. Langs de route staan veel stalletjes met houtsnijwerk. We kopen een houten aalscholver voor 15 rand. Hij kost eigenlijk 20, maar we hebben niet gepast en de verkoper heeft niet terug van een briefje van 50 rand. Als troost doen we er een blikje fris bij.

Richards Bay is een afschuwelijk oord. Ook hier is men koortsachtig aan het recreëren. Eerst rijden we naar de camping. Pas na enig rondrijden vinden we die. We komen langs huizenblokken met hoge muren en elektrisch draad er omheen. De bewaker van de camping vraagt of we na het opzetten van de tent weer weg willen gaan. Ja, natuurlijk. Hij moet dat sterk afraden. In de bosjes zitten zwervers en die halen zo je tent leeg.

Dan maar op zoek naar vogels. Volgens de boeken en volgens Rob Golbach moeten die hier massaal zitten, maar wij zien ze niet. Misschien zijn we in het verkeerde seizoen, zou kunnen. Maar we vinden eigenlijk ook geen gebiedjes waar vogels zich lekker zouden kunnen voelen. We doen erg ons best en gaan kijken aan zee, bij de rivier en bij een soort Maasvlakte. Veel mensen, weinig vogels.

Dit is een van de weinige momenten deze vakantie dat ik Bruce Chatwin zou willen nazeggen: 'wat doe ik hier eigenlijk'.

We geven het op en rijden naar het zuiden, naar het Umlalazi natuurreservaat. We vragen de bewaker bij de slagboom of er plaats is op de camping. Waarschijnlijk kan hij niet lezen, want hij geeft ons een lijst met bezette plekjes en dan moeten we zelf maar kijken.

We rijden naar de camping, vinden een mooi plaatsje achteraf, zetten de tent op. Nou is dat sneller geschreven dan gedaan. We kampen al enige dagen met een wat wrakke tentstok: een van de stokken is bij een busje gespleten. Ruud heeft er plakband omheen gedaan en het leek wel te houden. Voor de zekerheid wil hij er nu een reserve-buis van aluminium omheen doen. We hebben er twee, een dunne en een dikke. De dunne gaat er omheen. Maar als we de stok in de tent schuiven en hij moet buigen, barst de stok vlak naast het buisje. Dan de dikkere buis er maar omheen en dat gaat gelukkig wel goed. De stok heeft nu genoeg ruimte om te buigen.

We drinken chocolademelk en eten rusks, daarna gaan we er op uit voor een nachtrit. Dat is een aardige belevenis, want we hebben geen idee hoe het terrein in elkaar zit. Vlak bij de camping is een groot rietveld dat vol zit met cicaden en kikkers. Die maken samen een letterlijk oorverdovend lawaai. Verder komen we bij de rivier en rijden we door mangrovebossen. Het waait keihard, wat de sfeer nog specialer maakt. Tot ons grote geluk vinden we in een hoge boom een vogel die je hier moet zien: de palmnootgier.

Om 9 uur gaan we naar bed.

Maandag 4 november

Om 5 uur staan we op en breken de tent op. We rijden nogmaals alle paden van het park af, om te kijken hoe het er bij daglicht uitziet. Het park is niet groot, maar er is veel variatie. Bomen, mangroven, de rivier en slikken met zeekraal. Het is warm. Bij een picknicktafel onder een boom ontbijten we onder het toeziend oog van vijf zebra's.

Ruud wil graag zwemmen in de oceaan. We rijden naar het grote parkeerterrein aan zee en pakken de zwemspullen. Na enkele tientallen meters lopen vragen we elkaar of we dit willen. Nee dus. De zee is ver weg, het is bloedgeslagen heet en het waait als een gek.

Als we terug zijn bij de auto stopt er een auto naast ons. De bestuurder, een Indische man, vraagt ons hoe het is. Heet, zeggen wij. De man wil met zijn twee kleine kinderen naar het strand om te gaan hengelen. Zijn er nog meer hengelaars wil hij weten. Ja, maar die staan verderop en zijn met hun pick-ups naar het water gereden. De man neemt een wijs besluit: hij ziet er van af.

Tegenover de ingang van het park leidt een pad naar het begin van de Raffia-palm wandeling. Dat is nog een kans om palmnootgieren te zien. De route loopt over planken paden door een bos met enorme palmen. De temperatuur is er draaglijk. Zeer de moeite waard, maar palmgieren zien we niet.

Voordat we verder gaan doen we eerst boodschappen bij de Spar in Mtunzini. De winkel is licht gekoeld en als we weer buiten komen krijgen we een enorme klap in het gezicht van de hitte. Gelukkig kunnen we pal voor de deur parkeren, want links van het gebouw staan wat opgeschoten knullen op een eigenaardige manier niets te doen. De winkel ligt in een groene wijk met mooie witte huizen.

We rijden vanuit Mtunzini de volgende route: Gingindlovu, Mandini, Kranskop, Greytown, Mooirivier. Naarmate we westelijker komen wordt het landschap heuvelachtiger. Dun bebouwd, met grote boerderijen met extensieve landbouw. Tot Kranskop is het helder en zonnig. De airco staat op de hoogste stand en nog is het in de auto dertig graden. Naarmate we de Drakensbergen naderen wordt het bewolkter.

Na Rosetta gaat het richting Redcliffe en dan volgen we de route zoals beschreven in een tijdschrift naar een kraanvogelcentrum.

Het kraanvogelcentrum is nog in de beginfase van de activiteiten. Er lopen wat vogels rond, waarmee men wil gaan fokken. De beheerster heeft een cursus gevolgd in Amerika; nu zit ze hier in deze uithoek met haar hulpjes.

Op haar aanraden huren we een huisje bij Annie Theron. Annie en haar man Tom bezitten een landgoed, Tierhoek genaamd, van 370 hectare. Daarop staan een woonhuis, bedrijfsgebouwen, drie vakantiehuisjes, er is een stuwmeer en een forellenkwekerij. Tom zit in de bouw en is door de week van huis. Annie doet samen met haar zwarte personeel de viskwekerij. Voorheen bracht ze haar forellen naar de hotels in de grote steden. Daar is ze mee gestopt want het werd haar teveel, ze was voortdurend onderweg. Bovendien komen er minder toeristen in de grote steden als gevolg van de negatieve publiciteit betreffende de misdaad. Nu verkoopt ze de vis levend aan vissers die in het weekend een forelletje komen verschalken.

In het weekend is Tom thuis en ook de jongste zoon, die in Pietermaritzburg op kostschool zit. Toch vindt Annie het leven hier te stil en te eenzaam. Het zwarte personeel, fijne mensen aldus Annie, gaat 's avonds naar huis, in het dorp. Zij en Tom hebben besloten hebben besloten het land te verkopen. En wat moet dit alles opbrengen: 1,2 miljoen rand, dat is 500.000 gulden. Het is - zij het wat afgelegen - nog prachtig gesitueerd ook, namelijk tegen het Nationale Park Drakensbergen aan.

Eerst gaan we lekker onder de douche. We doen allerlei dingen voor het eerst sinds weken: aan tafel zitten, op twee pitten koken (elektrisch), in een bed slapen. Gelukkig zijn we onder dak, want het begint te regenen en te onweren. De regen maakt veel lawaai op het zinken dak.

De kosten van het huisje zijn 150 rand per nacht.

Dinsdag 5 november

Het regent af en toe. Vroeg opstaan om te vogelen heeft geen zin. Na het ontbijt doen we eerst wat klusjes, zoals de was bijvoorbeeld en de tentstok repareren (naald en draad uit Oman zat er nog in). Een heel gedoe is dat weer, maar het lukt wel. De was hang ik aan de lijn die voor de veranda is gespannen.

Na de koffie gaan we er op uit. Eerst een stukje autovogelen, daarna de heuvels in richting bergen. Bij een huis kunnen we niet verder. Ruud gaat zijn licht opsteken bij de personeelswoning. Hij treft een zwarte vrouw in een rolstoel aan en er moet ook nog een kind zijn, want dat begint even later te huilen. Hij wordt doorgestuurd naar de bewoner van het hoofdhuis, een wat vervallen villa. Daar blijkt een Amerikaan te huizen die een heel verhaal ophangt over een huismeester die een eigen bedrijf had, failliet ging, beloofde op dit huis te zullen passen en er geen loon voor hoefde te hebben maar er verder niets aan doet, en er ook niet uit wil, zij het dan dat hij nu twee weken met vakantie is.

De werkelijke eigenaar laat de Amerikaan er nu twee weken wonen en die stelt een business plan op. Ze willen er een jeugdherberg of lodge van maken.

In ieder geval, we mogen de auto voor het huis parkeren en kunnen gaan wandelen. De temperatuur is lekker, een graad of twintig. Het is wisselend bewolkt. Als we net op weg zijn regent het zelfs een heel klein beetje.

Het is een mooie omgeving. We lopen over een bergweide waaruit een stukje verderop steile kliffen omhoog rijzen. We lopen evenwijdig aan de rotswand. Op een gegeven moment zien we in de verte een grot. Ruud gaat op onderzoek uit terwijl ik blijf wachten. Ik zie Ruud in de verte heen en weer lopen. Later vertelt hij dat hij een douche wilde nemen bij de waterval, maar dat de waterstraal onvoldoende op dezelfde plek bleef. Die schoof heen en weer op de wind.

Als we teruglopen pakken zich donkere wolken samen boven de vallei. Bij de auto nemen we afscheid van de Amerikaan en rijden vlot naar het huisje. Snel haal ik de was binnen, terwijl Ruud bij Annie forel gaat kopen. De lucht wordt steeds zwarter en het begint wederom te regenen en te onweren.

Ik bak de forel eenvoudig: in boter en met een beetje zout er overheen. Ik schep op in de keuken en als ik met twee borden naar de kamer loop, zie ik door het raam een dikke lichtflits recht omlaag gaan. Meteen daarna klinkt er één verschrikkelijke knal. En dan is het stil. Het noodweer is in één klap over.

Woensdag 6 november

Direct na zonsopgang gaan we eerst een stukje autovogelen. Als we naar de doorgaande weg rijden en even stoppen voor een vogeltje, komt een vrouw ons achterop gehold. Of ze mee mag rijden naar de kruising. Oke. Er komt er nog een aan gerend. Mag zij ook mee? Goed hoor, stap maar achterin. Met modderlaarzen in onze totnogtoe vrij schone auto. Bij de kruising stappen ze uit en gaan zitten wachten, want ze zijn nu natuurlijk veel te vroeg voor de auto die hen op komt halen.

Na het ontbijt nemen we afscheid van Annie en vertrekken we. De weg is nat en modderig. De buitenkant van de auto wordt er niet schoner op.

Het is vies weer. In de dalen regent het en als we wat hoger rijden is het mistig. In Underberg hebben we er een beetje genoeg van. We gaan eten in een restaurantje. De bediening is griezelig beleefd. Wat we ook zeggen en doen, de serveerster (type Dolly Parton maar dan met minder boezem) uit voortdurend 'thank yous'.

We bestellen eten: ik een gewone biefstuk, Ruud iets gevulds. Met patat en aardappel. Terwijl wij lekker zitten te eten komt er een echtpaar binnen. De man groet vriendelijk, de vrouw gaat eetlustbenemend nors voor zich uit zitten staren. De televisie staat aan, want vandaag wordt de cricketfinale gespeeld tussen India en Zuid-Afrika. De man kijkt af en toe, dat zouden wij ook doen als er voetbal was met Oranje in de hoofdrol. De vrouw gaat nu pas echt sfeerverpestend aan de gang. Ze moet te lang op het eten wachten (hoeveel tijd kost het nu helemaal nodig om soep op te dienen) en op de koffie. Nu duurde de koffie inderdaad lang, maar ze was wel lekker. En die man maar geduldig zijn best blijven doen om nog iets van de sfeer te redden.

Na het afrekenen (thank you, thank you, thank you) blijkt dat het nog steeds regent. Eerst maar geld wisselen. Dan naar de supermarkt, waar een postkantoor blijkt te zijn. Kunnen we bellen? Jawel. De postbeambte legt contact met de centrale en die belt naar Lelystad. De eerste verbinding gaat niet goed, de tweede keer komt pa door alsof Lelystad op tien kilometer afstand ligt.

We gaan verder, de bergen in. Om een uur of vijf wordt het tijd om uit te zien naar een overnachtingsplaats. In het dorp Cedarville staat een hotel, maar het ziet er nogal armoedig uit. Een paar kilometer verder staat een B&B bordje langs de weg. Laat ons dat maar eens proberen. Het zou na 7 kilometer moeten zijn. Daar treffen wij alleen een zijweg naar een boerderij aan. We rijden verder tot de volgende boerderij. Via een uitgesproken slechte en modderige oprijlaan komen we bij een soort landhuis. Er staan twee mannen in sportkleding. Witte kleding, wel te verstaan. Het komt allemaal heel ongerijmd over: het verwaarloosde pad, de drijfnatte omgeving, het wat aftandse huis. En dan twee blanke mannen die gesquasht hebben.

Een buitengewoon vreemd gezicht met al die modder er omheen. Ze komen erg Brits over. Of we iets zoeken? Ja, bed&breakfast. Ach, jullie zijn de zoveelsten die per ongeluk hier terecht zijn gekomen. Waarom zetten die lui niet een bordje bij de zijweg. Ze bedoelen de zijweg waar we net langs zijn gekomen. De twee mannen hebben net een partijtje squash gespeeld in een binnenbaan die is aangelegd in een van de stallen. De een trekt een overjas aan, stapt op zijn bromfiets en scheurt er vandoor. De ander zeggen wij gedag en we rijden - voorzichtig - terug over het slechte pad en naar de zijweg. We hebben er eigenlijk niet veel vertrouwen in, maar we komen toch terecht bij een groot huis.

We kloppen aan, een zwarte vrouw doet open. Ze gaat naar achteren en even later komt er een blanke man naar de deur. Op onze vraag of we kunnen overnachten antwoordt hij dat ze gasten verwachten en vol zitten. De moed zinkt ons in de schoenen. Kunnen we dan misschien ergens de tent opzetten? En dan blijkt dat ze helemaal niet vol zitten, er is alleen een probleem met de watervoorziening. De pomp is kapot en er is geen stromend water. Wij zeggen dat we water bij ons hebben. Dan leidt hij ons naar het gastenhuisje. We zetten de koffers neer en gaan terug naar het hoofdgebouw. En dan volgt een merkwaardige avond.

Een zwarte vrouw wordt gesommeerd de open haard aan te steken. We krijgen een glas wijn en een rondleiding door het enorme huis. Kosten noch moeite zijn gespaard bij de inrichting. Veel antiek, duur aardewerk, maar ook aardig wat geërfde oude spullen. Er hangen oude foto's aan de muur. De vader van de vrouw was een Afrikaander die nog geïnterneerd is geweest in India.

We eten gevieren. De zwarte dienstmaagden hebben het eten in bakjes in een soort warmhoudkarretje gedaan. Het is lekker.

Het gesprek gaat over apartheid en racisme. Het echtbaar is voorstander van beide. Ze willen graag met vakantie naar Europa, want daar is iedereen zo heerlijk blank. Hun jongste dochter studeerde in Zuid-Afrika tuinarchitectuur en wilde haar opleiding in Engeland voltooien. Haar opleiding bleek echter van dermate laag niveau te zijn, dat ze zo ongeveer opnieuw moest beginnen. Haar ouders betalen, maar hebben gezegd dat ze één kans krijgt en als ze die verknoeit moet ze verder op eigen kosten.

Wij zijn voornamelijk bezig met luisteren. Hun Afrikaans is niet bepaald ons Nederlands, hun Engels valt ook niet mee. Vraagtekens plaatsen bij hun standpunten heeft geen zin. Ten eerste wonen wij niet in Zuid-Afrika, ten tweede ligt hun oordeel al lang vast en ten derde krijg je door te luisteren pas echt te horen wat ze vinden.

Halverwege de avond wordt het slecht weer. Het stortgiet en donder en bliksem zijn niet van de lucht. Om een uur of elf moeten we circa 20 meter overbruggen naar ons huisje. Het hoost van de regen. De beste oplossing is: op blote voeten door het gras en paraplu mee.

Donderdag 7 november

Ruud is al vroeg wakker en gaat een ochtendwandeling rond het huis maken. Daarbij stuit hij op de huisjes van het zwarte personeel. Hij noemt ze ten hemel schreiend eenvoudig, zowel buiten als binnen. De rest van het erf is een zootje. LB heeft ook nog een bedrijf in de stad. De boerderij met koeien en schapen doet hij erbij.

Na een goed ontbijt, geserveerd door de zwarte bediende, rekenen we af. Ruud gaat nog even naar de wc (emmer water uit het zwembad mee) en dan gaan we weer op pad.

We rijden door de Transkei, een voormalig thuisland. Uit nieuwsgierigheid slaan we een zijweg in. Na een paar kilometer komen we terecht in een dorp. We rijden er eerst doorheen. Een schaapherder maant ons tot stoppen, geeft een hand en steekt een verhaal af in het Xhosa. Ik heb geen idee waar hij het over heeft. Verder gaan we, tot we een stukje voorbij de bewoning zijn. Links staat een groot gebouw. Uit een bord blijkt dat het een agrarisch project is (kippen) dat wordt gefinancierd door Israël.

Er lopen allerlei wegen allerlei kanten op. We nemen het zeker voor het onzekere en keren op onze rijsporen terug.

De grond in het dorp is verdeeld in erven. Er staan vierkante huizen en rondavels op. De mensen dragen veel kleren, ze lijken het koud te hebben. Het is ongeveer 20 graden. Ruud stapt uit om een foto te maken en een praatje. De zon breekt even door en het geheel biedt een welhaast vriendelijke aanblik.

Een vrouw protesteert tegen het gefotografeer, een andere inwoner vraag wat er is. Hij spreekt Engels. Ruud legt uit dat hij een foto wil maken van de straat. Kennelijk weet hij duidelijk te maken dat het niet uit leedvermaak of nieuwsgierigheid is, want verder zijn er geen problemen. Ik voel trouwens helemaal geen agressieve sfeer. Stel je voor dat je hier de armoede gaat fotograferen. Er komen nog meer mannen en vrouwen. Mollige vrouwen met mollige baby's op de arm. Ruud maakt zijn foto's, we zeggen gedag en rijden terug naar de hoofdweg.

Het weer heeft zich ten goede ontwikkeld. Via Matatiele en Mount Fletcher komen we bij de afslag naar de slechte weg de bergen in. Gelukkig zijn alleen de eerste kilometers erg slecht. Daarna wordt het wegdek gewoon slecht. We zien een keurig geklede vrouw lopen, midden in nergensland. Ze hoort ons aankomen, steekt haar hand op, kijkt op, ziet twee blanken en laat met een wat wanhopige uitdrukking op haar gezicht haar hand weer zakken. We rijden voorbij. Dan vinden we alletwee dat we haar best mee kunnen nemen. Achteruit rijden we naar haar toe en installeren haar op de achterbank. Ze spreekt geen Engels of Afrikaans, alleen Xhosa. En dat spreken wij weer niet. Nou ja, we merken wel waar ze er uit wil. Rustig vervolgen we onze weg. Bij het eerste dorp hoeft ze niet te zijn. Bij het tweede ook niet. En dan komt er een hele tijd geen enkele bewoning. Er komt een tegenligger aan. We stoppen en de tegenligger doet dat ook. De bestuurder spreekt Engels. Of hij aan de vrouw wil vragen waar ze naartoe wil. Naar de politiepost. Waar die is. Over een kilometer of zo.

Het blijkt een buitengewoon lange kilometer te zijn. Hotsend en botsend gaan we steeds verder de bergen in. Pas na een kilometer of tien zien we weer bebouwing. Een stuk of vijftien mannen zijn bezig een gebouw in elkaar te zetten. Het blijkt inderdaad de politiepost te zijn. Uit een gesprek met de (blanke) opzichter blijkt dat het politiegebouw wordt uitgebreid. Ik weet niet precies wat ze hier in de gaten houden, want er ís niets. Geen grens en geen bebouwing.

De vrouw die met ons is meegereden gaat bij de mannen iets vragen. Ze wijzen naar een boerderij aan de overkant van de weg. Daar loopt ze naartoe. Wij rijden een stukje terug naar een mooi hooggelegen plekje om wat te eten. Hier en daar liggen boerenbedoeninkjes die er erg simpel en armoedig uitzien. Hutjes, koeien en schapen, dat is het wel zo'n beetje.

Na een aanmerkelijke versterking van de inwendige mens rijden we verder. Bij de politiepost zien we de vrouw weer lopen. Op de terugweg. Enkele tientallen meters achter haar loopt eveneens een dame. In een leren jas. Zeker weten doe ik het niet, maar als ik het zo inschat zijn het vrouwen die hebben gesolliciteerd naar een baan als huishoudster op de boerderij. En nu lopen ze dat hele eind, zeker een kilometer of 15, weer terug.

Het landschap waar we doorheen rijden is spectaculair. En eenzaam en verlaten. Het is sensationeel zoals de smalle weg zich in haarspeldbochten langs steile hellingen omhoog en omlaag slingert. Om de tien kilometer staat in een 'binnenbocht' een hokje waar een man in zit. Die is aangesteld om de toestand van de wegen in de gaten te houden. Als er schade optreedt moet hij die repareren of hulptroepen halen.

Vlak voorbij het hoogste punt, de Naudé-pas, galopperen twee mannen op ezels naar ons toe. "Skaap gesien? Skaap moet geskeerd." Het duurt even voordat we het doorhebben. Nee, wij hebben geen schaap gezien. Ze galopperen in de richting waar wij vandaan komen. Rustig rijden wij verder. Even later komen ze ons weer achterop rijden. Arme ezeltjes.

Aan het eind van de dag arriveren we in Rhodes. Volgens de Lonely Planet is er een hotel en een bed-and-breakfast. Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar beide weten we herhaaldelijk te missen. Een eindje voorbij het blanke dorp ligt een stukje van de weg af een zwart woonoord. We rijden terug en zien gelukkig een vrouw op straat lopen. We vragen waar we kunnen overnachten. Er komt een wat vaag verhaal, maar dan zegt ze dat we wel bij haar overburen kunnen slapen. Dat is een vakantiehuis en staat nu toch leeg. Er zijn twee maren: er is geen elektrisch licht en geen warm water. We besluiten dat dat voor ons geen problemen oplevert.

Nogal chaotisch begint de vrouw, die zich voorstelt als Susan, olielampen aan te steken, dekbedovertrekken op te zoeken, alle kamers te laten zien en de werking van het gas uit te leggen. Tenminste, ze vertelt ons door wat zij er zelf van begrepen heeft.

We installeren ons en besluiten dan naar het hotel te gaan om te proberen of we daar iets kunnen eten. Het hotel is gevestigd in een oud gebouw en ingericht in 'pub' stijl. Rhodes is een merkwaardige plaats. Volgens een oudere vrouw die een sherrietje komt drinken wonen er 13 mensen en 300 zwarten. Vroeger was het een pleisterplaats voor handelsreizigers en andere trekkers. Nu zijn de meeste bewoners vertrokken en de huizen verkocht als tweede woning. Tien jaar terug, op het hoogtepunt van de leegloop, kon je er voor 500 rand een huis kopen. Nu is dat inmiddels veel meer. 's Winters wordt hier wintersport bedreven.

Het barmeisje serveert ons bier. Een maaltijd zit er helaas niet in, er zijn geen gasten in het hotel. Nu we het zo zien krijgen we er bijna spijt van dat we hier geen kamer hebben genomen. Na enige pilsjes en wat gepraat met barmeisje en gasten gaan we terug naar het huis. In alle kamers en gangen zetten we olielampen neer. Uit onze eigen voorraaddozen halen we eten en drinken en stellen ons tevreden met een buitengewoon simpel maal: brood, jam en limonade. Het gas durven we niet aan te doen. De gebruiksaanwijzing van Susan lijkt ons dé manier om de boel tot ontploffing te brengen.

Om half 10 gaan we naar bed.

Voor de vierde achtereenvolgende nacht breekt er een noodweer uit. Het regent en onweert. Een onrustige nacht. Als ik om 2 uur even wakker ben onweert het nog steeds.

Vrijdag 8 november

Om half 8 staan we op. Ik heb dringend behoefte aan een douche. Volgens Susan kan ik op de camping een bad nemen. Ze heeft het personeel geïnstrueerd de warmwatervoorziening aan te zetten en dat heeft het personeel ook gedaan. Weliswaar in de 'Heren', maar dat geeft niet want er is verder toch niemand. De vakantie-faciliteiten zijn momenteel schaars bezet want het is meer een wintersportgebied. Jazeker, hier komt men 's winters skieën.

Daarna ontbijten we eenvoudig, pakken de boel in en rijden naar het gemeentehuis. Daar heeft Susan een baantje en ze heeft uitgelegd dat we van haar telefoon gebruik kunnen maken. Ze steekt hele verhalen af over waar te gaan en waar niet, wat ze doet, ze komt oorspronkelijk uit Duitsland, is nu 16 jaar in Zuid-Afrika, waarvan 15,5 in Rhodes, ze spreekt slechts Engels maar is ook veel van haar Duits vergeten, ze is in geen jaren met vakantie geweest, ze kan namelijk niet weg in verband met de honden, katten, koeien, schapen, geiten enzovoort enzovoort. Lieve help, wat een spraakwaterval. Susan behandelt en passant de aanvraag van een zwarte burger om heel veel koeien op een heel klein stukje grond te houden. Ze vertelt ons dat het echt moeite kost om de ongeschoolde zwarten uit te leggen dat er voor zoveel vee te weinig voer op het land staat.

We proberen vanuit het gemeentehuis te bellen naar Roland en naar Paul, maar dat lukt niet. Er is één telefoonlijn in het dorp uit en alles gaat via de centrale. Bij Paul krijgen we wel verbinding maar ze zijn zelf niet thuis. Evengoed is het een kostbare grap.

In de regen rijden we naar Barkely East, door een sensationeel landschap. Daarna gaan we verder naar Dordrecht, en dan is het gelukkig droog en mooi weer.

We eindigen de rit in Mountain Zebra National Park in een huisje. Hebben we dat ook een keer meegemaakt, een lodge in een nationaal park.

We gaan lekker eten in het restaurant.

Vroeg naar bed. Hopelijk eens een keer geen onweer om ons uit de slaap te houden.

Zaterdag 9 november

Ik ben jarig en krijg van Ruud een hangertje met een neushoorn, dat hij heeft gekocht in Mlatula waar ik al vond dat hij zo lang wegbleef toen hij het kampgeld ging betalen.

Om half 6 staan we op, om 6 uur zitten we in de auto vogelen. Helaas gaan de slagbomen van het park pas om 7 uur open. We rijden rond tot half 10 en hebben dan nog genoeg tijd om lekker te ontbijten in het restaurant.

De rest van de ochtend kijken we nog wat rond in het park. Het is helder, zonnig weer, de temperatuur loopt op van 10 graden 's morgens tot 25 graden in de middag en er staat een pittige wind.

In de middag koersen we richting Graaff-Reinet door een bijzonder mooi landschap. Bij een zijweg drinken we koffie bij een verlaten landhuis. Er hangt een bijzondere sfeer, je kunt de geschiedenis haast ruiken. Het is een soort klokgevel, een veranda, een moestuin, een rozentuin. Het moet eens, misschien nog niet eens zo erg lang geleden, stijlvol ingericht zijn geweest. Er staat tenminste een prachtige tafel en het behang is bepaald chic te noemen. We kunnen er niet in maar gluren door de ramen. Het lijkt nog niet eens zo erg lang verlaten. De stal is in orde en de windmolen/waterpomp ook.

In Graaff-Reinet overnachten we in een pension. We installerenons, douchen en lopen 'naar de stad'. Er ontstaat een verschil van mening over de plaats waar te eten. De Lonely Planet adviseert Kramm's Inn, maar dat ziet er niet geweldig uit. Het Drostdij hotel daarentegen ziet er geweldig uit, doch wordt afgeraden door de gids. We komen er in eerste instantie niet uit. Daarom beginnen we maar eens met een pilsje in de Inn om de gemoederen (vooral de mijne) tot bedaren te brengen. Dan ben ik wel zover dat ik in het hotel op stand wil gaan dineren.

We eten heel lekker, met veel gangen en zeer verzorgd. We hebben het idee dat we moeten kiezen van de menukaart, maar behalve het hoofdgerecht mogen we alles nemen. En dat voor de prijs van 50 rand. Ik vertrouw het eerst niet, maar het klopt echt. Het Drostdij Hotel had wat aankleding betreft ook in Alkmaar kunnen staan.

Ruud: Wat een vak, vakantie houden.

Kitty: Ja, vooral in een land met een zwakke munt.

Deze hele entourage kan natuurlijk alleen maar omdat de lonen zo laag zijn. De bazin van het spul komt vragen of alles naar wens is. Nou reken maar. Een gedenkwaardig verjaarsdiner. Vooral omdat we absoluut niet 'gekleed' zijn op een tig-gangendiner.

Na het eten wandelen we naar het hotel door straten die vrijwel uitgestorven zijn. Tijdens onze wandeling bij daglicht door de stad zagen we nogal wat politie-auto's, ook onopvallende, waar dan weer niet zulke onopvallende politieagenten in zaten.

Graaff-Reinet bestaat, zoals zoveel plaatsen uit een klein blank centrum met twee grote zwarte uitstulpingen. Het is in de VOC-tijd een soort vrijstaat geweest van Hollanders die zich niet wensten te onderwerpen aan de regels van de compagnie. Daarvoor moesten ze steeds verder het binnenland intrekken en uiteindelijk kwamen er een paar hier terecht.

Zondag 10 november - Mama jarig

We staan vroeg op en ontbijten ook vroeg. Gelukkig niet met ei en spek, dat zou na het copieuze diner van gisteren teveel van het goede zijn.

We verlaten Graaff-Reinet aan de noordkant. Eerst gaan we vogelen bij de 'slikken' van de Van Rijneveld Dam. Vervolgens willen we een rondrit afrijden, maar dat is niet mogelijk in verband met de hevige regenval van de afgelopen dagen. Jammer. Een autochtoon is ook erg teleurgesteld. Hij gaat naar huis en zegt dat hij een kennis zal bellen die over de slagboom gaat, om te vragen of het al droog genoeg is. We moeten straks nog maar eens terugkomen.

Daarna naar de Valley of the Desolation. Spectaculair weggetje: het gaat steil omhoog en voert langs een diepe afrond. Boven lopen we wat rond. Het is er druk, onder andere met para-sailers die van de berg stappen, een thermiekbel opzoek en opstijgen. Het ziet er gaaf uit.

Rond een uur of twaalf rijden we definitief richting Karoo. Onderweg, langs de ongeasfalteerde weg naar Nelspoort, slaan we een zijpaadje in om wat te vogelen en tegelijkertijd de inwendige mens te versterken. Het is zeer afgelegen, maar evengoed komt er een boer langs. Hij heeft een uitgestrekte landgoed: 17.000 hectare grond, zeer extensief beweid, waarop hij 4000 schapen, wat struisvogels en kudu's en wildebeesten houdt. Meer kan niet. Het is hier droog en dor, een soort halfwoestijn.

In de loop van de middag rijden we naar het Karoo National Park, waar we de tent maar weer eens opzetten en zelf een potje koken. Om 9 uur naar bed.

Maandag 11 november

Om half 6 staan we op, het is 10 graden. Lekker. We maken een mooie ochtendwandeling naar Fonteinskloof. Uit de stenen sijpelt water dat hier en daar in het zand verdwijnt en een stukje verder weer boven komt. Op het verste punt van de wandeling zijn mooie rotsformaties.

Terug bij de tent langdurig in de schaduw van een boom gezeten. Lezen, koffie drinken, de schildpadden bekijken die hier rondlopen. De camping is groen met gras en klaver. Smullen voor de schildpadden, die af en toe onder de douche gaan bij de tuinsproeiers.

Ik wil wassen, maar de wasmachine is stuk. Een ploeg van drie man is bezig met de reparatie. Dat wil zeggen: eerst laten ze de wasmachine proefdraaien, waarbij ze staan te wachten tot het mis gaat. Als het euvel verholpen is, en ik denk dat het niet meer was dan een verstopte afvoer, komen ze mij waarschuwen dat ik kan wassen. Dat doe ik en hang de was aan de droogmolen.

Als de ergste warmte voorbij is rijden we de twee omritten die het park rijk is. De tweede, over Lammetjiesleegte, is tamelijk vlak. De zon is bijna onder, het koelt af. Als we bijna rond zijn zie ik opeens een beest aan mijn kant van de auto op de weg lopen. Het duurt even voordat ik me realiseer wat het is. Een .. een .. schorpioen, weet ik uit te brengen. Ruud remt beheerst en rijdt terug. Ja, inderdaad, een heel eng type dat meteen onder de auto schiet. Wat nu? Uitstappen op sandalen lijkt ons linke soep. Ruud rijdt een stukje vooruit. Achter de auto zien we de schorpioen tevoorschijn komen - en niet geheel ongeschonden. Zijn staart ziet er tamelijk beschadigd uit. We rijden verder met een air alsof wij daar niets mee te maken hebben. Een paar honderd meter later loopt nog een schorpioen, nu aan de kant van Ruud. Hij stopt en ja hoor, ook deze schiet meteen onder de auto en begint het wiel aan te vallen met zijn stekelstaart. Nu rijdt Ruud de auto iets achteruit. We slagen erin deze schorpioen heel erg dood te rijden. Je kunt wel merken dat het evolutionair gezien zeer oude beesten zijn. Ze hebben er geen idee van hoe gevaarlijk een auto is. Hoe is het mogelijk! Twee schorpioenen zien en alletwee overrijden.

's Avonds dineren we in het restaurant van de lodge. Het voorgerecht nuttigen we bij kaarslicht, want de stroom valt een poosje uit. Lekker vlees en veel salade, wijntje erbij. Op de kast staan Delfts Blauwe schalen met onder andere een molen-tafereel. Ruud laat de zwarte ober een foto zien van Schermerhorn. Hij is verbaasd en verrast over de overeenkomsten. We geven hem de foto.

Dinsdag 12 november

Zodra de poort open gaat verlaten we het park Via Beaufort-West rijden we richting Karoo. Om 7 uur is het in de stad een drukte van belang. De mensen gaan te voet, op de fiets of met de auto naar hun werk. We laten 1 liter olie bijvullen. Het personeel van het tankstation is zwart, 50/50 man en vrouw. De voertaal is Afrikaans en een beetje Engels.

De eerste plaats die we aandoen is Fraserburg. In de supermarkt worden we aangesproken in het Afrikaans. Of we het kunnen vinden, anders moeten we maar vragen. Hoe onze vakantie verloopt, wat we van Zuid-Afrika vinden. Ze zijn erg bezorgd over alle negatieve publiciteit in de buitenlandse pers. Wordt er een Duitse zakenman vermoord in Johannesburg, zeggen meteen veel Duitsers hun boeking af.

Fraserburg heeft een aardig lokaal museum over de blanke pioniers. Onverzettelijke mannen en vrouwen die hier boerderijen hebben gesticht en Nederlandse namen hadden of Franse zoals Marais en Malan.

Bij Fraserburg zijn paleo-bezienswaardigheden. Er wordt een boer opgetrommeld die ons een en ander laat zien. Hij toont mooie versteende golfjes, voetstappen van dyno's, gaatjes van wormen enzovoort. Hij heeft ook leuke fossielen.

Tot een uur of 5 rijden we in westelijke richting door de Karoo. Dankzij de regen van een paar dagen geleden - in het Karoo National park viel 60 mm regen - ziet het er nu groen en bloemig uit. We rijden langs plassen, meren en rivieren, en dat is heel ongewoon voor hier, begrijpen we.

Om half 6 zetten we bij een ruïne van een oude boerderij de tent op. We maken een wandeling en eten boterhammen met chocolademelk. Er staat een koude wind. We gaan bijtijds slapen.

Indruk van de Karoo: als je afgelegen wilt wonen moet je hier naartoe.

Niet ver van de tent hangt een bord aan het prikkeldraad met een boodschap voor Ome Arie. Ome Arie kan niet door de rivier rijden, hij moet een grote omweg maken om op bezoek te kunnen gaan bij zijn familie op de boerderij aan de overkant van het water.

Woensdag 13 november

Vanwege het ongeorganiseerde karakter van onze kampeerplaats een deel van de nacht liggen hanewaken. Hoor ik echt geen stemmen? Wat is dat voor geluid? Door de vrij harde wind is er genoeg te horen: een piepend hek, een draaiend watermolentjes en klapperend tentdoek. Om half 6 staan we op. Het is een graad of 7, frisjes dus.

We vervolgen onze tocht door de Karoo. In Middelpos, tien huizen, een winkel en een postkantoor, kopen we postzegels. Er moeten vijf postzegels op een kaart en we hebben dertig kaarten, dus dat duurt wel even. Ik blijf bij de auto terwijl de postbeambte, haar zwarte werkster en Ruud bezig zijn plakken. Daarna maken we foto's van een prehistorische balenpers en doen boodschappen in de tamelijk lege winkel.

De voertaal, ook van de zwarten onderling, is Afrikaans. Het is echter slecht verstaanbaar.

We gaan verder. Na een spectaculaire afdaling komen we in de problemen. Tot De Bos weten we precies waar we zijn. Daarna ontbreken grotendeels de wegwijzers. We verdwalen. We rijden door rivieren die over de weg stromen, door de modder, over wegen die kapot gereden zijn in het modderstadium.

We komen bij een boerderij terecht waar we aan de boer de weg vragen. Hij woont eigenlijk in Witrivier, bij Nelspruit. Hij heeft van een neef 4000 hectare land gekocht in de Karoo. De neef had geld nodig en het land was zwaar overbeweid. De man wil er in een paar jaar tijd een goed spul van maken. Dan verhuist hij definitief naar de Karoo. Zijn sloperij in Nelspruit doet hij van de hand. Hij wil er weg vanwege de onrust en de criminaliteit.

Hij is momenteel hier om een dam oftewel stuwmeer aan te leggen. Vol trots laat hij zijn graanoogst zien. Dat is de eerste in vier jaar tijd. Vorige jaren was het te droog voor graan.

De man stuurt ons de 'goede' kant op, maar wat heet goed. Volgens hem konden we dit pad wel nemen, hij had het zelf ook gereden omdat de goede weg was overstroomd door een sterk gezwollen rivier. Eenmaal moeten we lang en diep door de modder, 1 maal door een zandverstuiving met gelukkig harde ribbels ertussen, anders hadden we zo vast gezeten. Bij een diep geul is het over. We kunnen niet verder en rijden terug. Weer dus modder en rul zand. We komen bij een betere weg, die echter niet de goede kant op gaat. En de benzinewijzer gaat al richting 'E'.

In plaats van in Clanwilliam komen we uiteindelijk terecht in Nieuwoudville, waar we besluiten in een hotel te gaan, een ouderwetse passantenbedoening met lekkere bedden. We maken een wandeling naar de plaatselijke bezienswaardigheid, een waterval in een steile kloof.

In het hotel gaan we eerst eens lekker onder de douche. Vervolgens krijgen we een diner voorgezet van vis, vlees, rijst, wortels en koffie toe. Daarna gaan we een pilsje drinken in de bar. We spreken met blanke autochtonen over de huidige situatie in ZA, die ze niet goed vinden. Volgens de barkeeper, een dikke man met een trui boven een korte broek, is het leven hier heel ontspannen, maar niet meer zo ontspannen als vroeger. Veel plaatsen (boerderijen) zijn verlaten. De bewoners zijn naar de stad getrokken en het land is gekocht door de buren en nog steeds in gebruik. Het land zakt af nu de zwarten aan het bewind zijn, is de blanke opinie. Zou kunnen.

We spreken met kleurlingen op doorreis die weinig idee hebben van Europa in het algemeen en Nederland in het bijzonder.

We luisteren naar de onderlinge gesprekken, maar waar ze het precies over hebben ontgaat ons. Afrikaans is ergens je eigen taal, maar ergens ook niet. Wat we wel begrijpen is dat er problemen zijn met het water dat ze oppompen uit de bodem. Dat is vaak brak.

We laten ons mapje met foto's uit Nederland zien. Men vindt het groen.

De TV is nu honderd procent Engels omdat men Afrikaans de taal van de onderdrukker vindt. Probleem is wel dat de zwarten geen Engels spreken en geen TV hebben.

Donderdag 14 november

's Morgens vroeg een excursie naar het plaatselijke natuurgebiedje.

Na het ontbijt rijden we van Nieuwoudville via Vredendal (wijn), de olifantsrivier (vol), Strandfontijn, Papendorp (strandwandeling + riviermonding, van heet naar koud) naar Lamberts Baai.

De afdaling naar zeeniveau is prachtig mooi. Steeds ga je via haarspeldbochten een niveau lager, net alsof je een reusachtige trap afgaat.

Strandfontijn is patserig met zeer poenige vakantiehuizen.

Een mooie rit door het kustlandschap, rotsen en duinen, struikjesbegroeiing. Kleurig ook wel.

Diverse schildpadden net niet doodgereden.

We installeren ons op de camping in Lamberts baai. Een luw plekje opgezocht en eten gekookt. We krijgen een sleutel voor het toiletgebouw mee. Maar welk? De camping is groot en er zijn nogal wat washokken. Na enig zoeken vind ik het. Lekker gedoucht.

Vrijdag 15 november

Zodra het licht wordt staan we op een gaan we vogelen bij de haven. Er zit een grote kolonie Kaapse Jan van Gents. Het is mooi zonnig weer, maar uit zee waait een fris windje.

Boodschappen doen we in het dorp en we kopen een heerlijk vers brood voor 2,35 rand.

Er lopen enkele mannen rond die graag onze auto willen wassen. Uiteindelijk vinden we het goed dat ze de ramen wassen. Waar het water vandaan komt weet ik niet, het drogen gebeurt met een oude krant. Het netto resultaat is niet om over naar huis te schrijven.

We ontbijten op het strand naast de camping en gaan daarna nog een uurtje vogelen bij de haven.

's Middags rijden we naar het zuiden, kijken bij diverse rivierdalen en vleien naar vogels en bezoeken het Rocher natuurreservaat. Het strand is fantastisch: ongerept, heel hoge duinen met mooie natte gebiedjes.

Aan het strand genieten we van een late lunch in de nabijheid van een groepje jongelui bestaande uit een surfer met een meisje en een jongen als gezelschap. In de duinen zijn landmeters in opleiding aan het werk. Een eindje verderop ligt een zeeleeuw op het strand..

Uiteindelijk komen we terecht op een camping in velddrrif. De tent wordt opgezet op schelpen. Een lekkere douche gaat er inmiddels wel in. Op advies van de campingbeheerster gaan we eten in een visrestaurant in Laaiplek.

Het is druk aan de kust, hetgeen wordt veroorzaakt door twee factoren: ten eerste is het weekend begonnen en ten tweede het kreeftenseizoen.

Zaterdag 16 november

De nachtrust schoot er een beetje bij in, want er was nog lang herrie van de druk recreërende zuid-Afrikanen. We staan desondanks vroeg op, breken de tent op en kijken even aan het strand. Om 7 uur zijn we bij het hek van het Rocher-pan reservaat. Twee dames doen om 5 over 7 het hek open. Ze verontschuldigen zich voor de vertraging.

We kijken rond, Ruud maakt intieme foto's van een plevier, we ontbijten aan een picknicktafel. Het is zonnig en dankzij de wind is de temperatuur heerlijk.

Verder zuidwaarts kijken we wat rond bij de monding van de Bergrivier. Er zitten (zwarte) vrouwen netten te breien voor (blanke) vissers.

Daarna rijden we naar Langebaan. De gebouwen hier stammen nog uit de tijd van de VOC. We gaan eerst naar de vogelhut. Regelen dan een huisje.

We lunchen op de piekniekplaats, een ommuurde speelweide van het fort. De padvinders, jongens en meisjes in allerlei tinten, doen spelletjes.

Er zijn padvinders die in de voormalige stallen slapen. Ze willen wel de koffers dragen. Dat wijzen wij af, hetgeen natuurlijk niet aardig is. Verkenners moet immers eenmaal per dag een goede daad verrichten. Het huisje is eenvoudig en momenteel is er geen water. 's Middags rijden we de baai rond naar het strand. Er staat een stevige wind en pittige golven. Snorkelaars duiken naar mosselen en/of oesters. We komen een auto met twee (blanke) mannen tegen die zeer dronken zijn en niet meer weten wat ze zeggen of doen. Gelukkig heeft een auto vier wielen. Omvallen zullen ze niet.

Op de terugweg worden we gecontroleerd op kreeft. Het seizoen is begonnen en je mag er niet meer dan vier meenemen.

Langs de baai zijn kleine nederzettingen met oude huisjes, die nu dienst doen als vakantiewoning (denk ik). Je kunt merken dat we dichter bij de grote stad komen, want het verschijnsel vakantiehuis neemt toe. Het is van een andere orde dan bij ons. Groot! Zwarten zie je haast niet meer.

We koken 's avonds een eigen potje. De wind giert door ons niet al te dichte huisje, dat 80 rand kost.

De padvinders hebben geklaagd over het gebrek aan water. Men zet de pomp aan en dan kunnen wij gelukkig douchen.

Bij de achterdeur een borreltje gedronken en gerookte amandelen gegeten. Het ultieme vakantiegevoel.

Zondag 17 november

Om 6 uur staan we op. Eerst maken we een wandeling naar de grote schuilhut. We zien de vloed opkomen, wat in zo'n vlak gebied tamelijk spectaculair is. Daarna wandelen we naar de andere hut. Was het om 6 uur nog vrijwel windstil, om 8 uur waait het al weer pittig. We ontbijten en drinken koffie op de achterstoep met een prachtig uitzicht over de baai.

We pakken de boel in en gaan op pad. Eerst neuzen we bij IJzerfontein rond bij de haven en tussen de rotsen. Er is een spannend blaasgat, langwerpig, waar de golven doorheen spuiten. Niet te dicht bij gaan staan. De temperatuur is heerlijk.

Dan naar het Tienie Versveld natuurreservaat. Klein en voornamelijk interessant vanwege de planten, die echter niet meer bloeien.

Dan begeeft de kleine reiziger zich naar de grote stad. Het is vrij druk op de weg, maar gelukkig heeft het merendeel van de bevolking (namelijk de zwarten) nog geen auto. Was dat wel het geval, dan zou er geen doorkomen aan zijn. Nu is het goed te doen. Na de M5 rijden we langs het strandgebied, een soort Zandvoort.

Om vier uur zijn we in Kommetjie. We sturen het dorp in en vragen de weg. Het blijkt vlak om de hoek te zijn. We worden hartelijk welkom geheten. Paul, Rusty, de broer van Paul, zoon Andrew en twee Duitse dames: Brigitte en Barbara, oude vriendinnen van Rusty uit de tijd dat zij in Europa studeerde.

We hebben een slaapkamer en eigen badkamer op de begane grond. Op de eerste verdieping zijn de keuken en de kamer, boven zijn nog twee slaapkamers. Er is een terras, een dubbele garage en ik denk nog meer. Ongelofelijk. Een eenvoudig gebouw is het ook niet. Deels is het waanzinnig hoog, de kamer vertoont bijvoorbeeld sterke gelijkenis met een kerk. Er zijn veel ronde lijnen. En op afstand (Johannesburg) gebouwd door een aannemer die er halverwege met een deel van het geld vandoor ging. Ook hier weer veel bouwperikelen. Zo zijn de geglazuurde dakpannen niet afgeschut met een windvang, dus bij een beetje storm waaien er altijd wel en paar af.

Het huis ligt heel mooi aan het strand van de Atlantische Oceaan.

Er komt een buurman een borrel drinken. Hij is geboren in Nijmegen, opgegroeid in Rotterdam en in 1959 naar Zuid-Afrika geëmigreerd. Hij was installateur van scheepsdieselmotoren, had hier een eigen zaak, maar toen hij genoeg geld had om een huis te bouwen aan het strand en om zichzelf met pensioen te sturen heeft hij dat gedaan.

We eten kreeft in het hotel. Vreselijke muziek. Eerst REM (herrie) en toen Pavarotti & Friends (vervelend, saai!!).

Maandag 18 november

Mooi weer, het gezelschap gaat naar Kaapstad.

De weg tussen Kommetjie en Kaapstad is spectaculair. Hij loopt boven zee langs een steile rotswand.

Eerst eens kijken of we de tafelberg op kunnen, een onderneming die tot zeer lang wachten gedoemd is, want enkele honderden personen hebben hetzelfde idee opgevat. Terwijl het kabelbaantje maar twee cabines heeft en bussen voorrang krijgen. Dan gaan we maar verder naar de stad.

We bezoeken resten van de VOC, het fort en oude schilderijen. Er staan drie dingen die ik wel zou willen hebben: een wiegje uit de achttiende eeuw, een geldkist uit 1669 en een tafel uit de 17e eeuw. Verder hangen er veel niet zo artistieke schilderijen van Oud-Kaapstad en de haven.

Paul koopt een krant en we lezen bij de voetbaluitslagen dat het met Ajax nog steeds niet goed gaat. Het mooiste vermaak is leedvermaak.

We eten op een terras aan de haven: een lekkere salade en het eerste tapbier in weken. Aan het waterfront is recreatie gecombineerd met de in gebruik zijnde haven.

In de loop van de middag maken we een wandeling door de botanische tuin. Er zijn allerlei planten die we onderweg gezien hebben: protea's, aloë's, heide en uit de Nederlandse vensterbanken en kassen bekende gewassen zoals gerbera, geranium en strelitzia. De lucht betrekt en het wordt koud. We gaan terug, eten nog wat en gaan naar bed. Men heeft hier een afwasmachine!

Dinsdag 19 november

Een dag met veel regen. Om half 7 staan Ruud en ik op om een bezoek te brengen aan het nationale park. Eerst is het nog droog, maar naarmate de ochtend voortschrijdt begint het steeds harder te regenen. Toch zien we veel vogels en zoogdieren. In bijna elke protea-struik zit wel een baviaan te eten. De honingzuigers doen ook erg hun best.

Om een uur of 12 verlaten we het park. We rijden naar Simonstad en wandelen naar de pinguïns. Op het verste punt aangekomen voelen we ons gedwongen rechtsomkeert te maken. Het begint weer te regenen en al gauw hoost het van de lucht. We gaan terug naar de auto en rijden het dorp in. Om de inwendige mens te versterken zoeken we een restaurant op, we komen terecht in de Pescador waar men heerlijke garnalen serveert.

We winkelen nog wat en gaan terug naar de thuisbasis. Paul maakt de open haard aan. Het weer knapt echter zienderogen op en Ruud gaat een stukje fietsen. We gaan vanavond ergens eten maar hoe laat, met wie en waar blijft in het duister gehuld.

Er komt een man langs om de dakpannen te repareren die tijdens de hevige storm van enkele weken geleden van het dak zijn gewaaid. De man kijkt heel bedenkelijk als hij de constructie en de pannen ziet, maar zal zien wat hij kan doen. De pannen kosten 41 rand per stuk.

Bij de open haard luisteren we naar Bob Dylan. Ruud komt terug op zijn fiets, de drie dames komen terug van een wijntocht. Er komt een man binnenvallen, Arthur genaamd, ex-journalist en uitgever, die op huizenjacht is.

We moeten opeens weg. Met twee auto's, de onze en die van Paul. We rijden naar de haven van Simonstad, naar een Mexicaans Restaurant. Larry, de luidruchtige broer van Paul, diens zeer stille vrouw en hun gemiddelde kind zijn er al, evenals Andy, de zoon van Paul. Het is gezellig.

Vriend Arthur is een cynicus. Wat hem tegen ging staan in het krantenvak was het volgende: na een dag hard werken bleek dat je alleen maar met onbenullige dingen bezig was geweest. Er ontspint zich een gesprek over computers. Arthur legt uit welk een waanzin en geldklopperij zich in deze wereld afspelen. Andy wil zijn pentium verkopen en een eenvoudiger computer terugkomen. Kan dat? Nee zegt Arthur, eenvoudig bestaat niet meer. Complicerende factor voor Andy is dat de computer een geschenk was van zijn vader.

Paul en Rusty gingen vroeger nogal eens kamperen in bijvoorbeeld Zimbambwe of Mozambique. Eenmaal namen ze hun zwarte dienstmaagd mee, dan was die er ook eens uit. De beste vrouw begreep er niets van! Zo rijk zijn en dan gaan kamperen. Ze heeft het hele weekend in de bar van het nabijgelegen hotel doorgebracht.

Woensdag 20 november

Mooi weer! Om zes uur staan we op. Paul is alweer druk bezig. Hij leest faxen. Eerst gaan we naar de pinguins, daarna naar het park. We lopen een rondje bij de vuurtoren als een Amerikaan vraagt of Ruud van hem een foto wil maken, dan maakt hij er een van ons. Hij gaat naar het Krugerpark en is nog in twijfel of hij zal kamperen in het kamp zelf of dat hij verblijf zal kiezen in een privé-lodge. Dat is wel erg duur, maar het Krugerpark lijkt hem nogal gelikt. Rare overweging, want als je het over gelikt hebt moet je bij een lodge zijn.

Om 2 uur zijn we terug, we eten wat. Paul en Rusty vertrekken naar het vliegveld, die zijn over een paar uur terug in Johannesburg. Ruud gaat fietsen, B&B gaan naar de pinguïns, Arthur is op huizenjacht. Ik heb het rijk alleen. Eerst neus ik eens rond in het huis om te kijken hoe groot het eigenlijk is, daarna ga ik lekker op de veranda zitten lezen. Tegen het eind van de middag begin met het voorbereiden van de thuisreis.

's Avonds leggen we een bezoekje af bij de buren. Willem en Alida en Nico, een Nederlander die zojuist heeft besloten om ook naar Zuid-Afrika te verhuizen. En Johnny Kraaikamp woont hier achter. Gezellig. Willem en Alida wonen hier sinds 1959. Hun zoons zijn respectievelijk dokter in Grote Schuur ziekenhuis en journalist bij de South African Times. Die heeft gewerkt in Engeland en Nederland en gaat binnenkort naar Maleisië.

Willem werkte in Nederland bij een motorenbedrijf. Toen bleek dat er weinig mogelijkheden waren om hogerop te komen of om zelf een bedrijf te beginnen, emigreerde hij naar Zuid-Afrika. Alida had de eerste tijd vreselijk veel heimwee en besloot, samen met haar inmiddels geboren zoon, een paar maanden terug te gaan naar Nederland. Ze vertelt dat ze na een paar weken ineens het gevoel kreeg dat ze afstand had genomen van Nederland en dat ze nu wel zou kunnen aarden in Zuid-Afrika. Ze was inmiddels zwanger van haar tweede kind. Ze pakte haar spullen in, stapte met haar kind op de boot, reisde naar Kaapstad en had nooit meer ergens last van.

donderdag 21 november

Het inpakken neemt nogal wat tijd in beslag. We hebben veel en soms zware dingen gekocht. Een hele puzzel om het gewicht een beetje te spreiden en de kwetsbare spullen veilig op te bergen. Aanvankelijk hoost het van de regen, later klaart het op.

We pakken de boel in de auto, nemen afscheid van de Duitse dames en rijden via de bergen, bossen en de waterzuivering naar het vliegveld. De waterzuivering is groot en interessant - dat wil zeggen, wat de vogels betreft.

Als we richting vliegveld gaan komen we toch nog terecht in een zwarte wijk, de Cape Flats geheten. Snel keren we om, vinden gelukkig de juiste snelweg, tanken nog een keer en melden ons bij de autoverhuur. Daarna nog wat laatste inkopen en dan gaan we een stukje vliegen. Na de tussenlanding in Johannesburg zit het vliegtuig opnieuw stampvol.


terug naar de index


Homepage Ruud and Kitty Kampf

Email: webmaster@rekel.nl